De toekomst is van plastic
(NRC Handelsblad, 12 februari 2015)
Wat een geluk voor de olifant toen de eerste kunststoffen eind negentiende eeuw op de markt kwamen. De aanleiding was de biljartbal. In 1863 werd een oproep gedaan in de VS wie een alternatief materiaal wist voor de altijd ivoren biljartballen. Er waren niet genoeg neushoorns en olifanten om te blijven voorzien in die behoefte. De oproep loonde en de eerste kunststoffen, celluloid, bleken opvallend handig. Je kon er ook kammen mee maken, met hetzelfde schilpadmotief van gewone schildpadden. Ook exclusieve houtsoorten en koraal konden nu gespaard worden. Het was een groot geschenk voor de natuur, de komst van plastics. Toen nog wel.
Tussen foto's van lakleren mini-jurken en sixties kunststofmeubelen begint de tentoonstelling Plastic: Promises of a Home-Made Future met een kleine vitrine met, logisch, een biljartbal. Deze materiaaltentoonstelling van het Nieuwe Instituut toont meer nog dan de vorige over hout het materiaal dat onze tijd gevormd heeft. Plastics zijn overal. Terwijl u dit leest, bent u omringd door plastic. Leest u dit op de computer? Daar zit plastic in. Andere apparatuur? Uw meubels? Idem. Uw kleding voelt wel natuurlijk aan, het zit vol synthetische vezels. Zonder plastic geen consumptiemaatschappij. Zonder plastic zou onze leefwereld ondenkbaar zijn. Plastic kent geen schaarste. En wie nu nog een schildpadkam ziet, weet zéker dat hij met plastic te maken hebt.
Honderd jaar geleden was dit alles nog heel anders. De grote geboorte van kunststoffen moest nog beginnen. Iemand die hard nadacht over kunststof, was Leo Baekeland. Hij vond rond 1907 een vervanging voor een ander duur natuurlijk materiaal, schellak. Ook de lakschildluizen werden van hun functie ontheven. Zijn vinding bleek niet alleen praktisch, vormgevers werden verliefd op de schoonheid van dit bakeliet dat nog synthetischer was dan celluloid. Wat was het hard, stevig, glanzend, sensueel, niets geen lastige houtnerf, het vleide zich in elke gevraagde vorm. Het stroomlijnen ontstond en Greyhoundbussen maar ook radio's en keukenapparatuur gingen eruitzien alsof ze harder konden dan honderd kilometer per uur - de moderne vooruitgangsgedachte uitstralend.
De koortsachtige opleving van de plasticindustrie was een feit geworden in de jaren twintig en dertig, olieraffinaderijen blij met hun nieuwe afzetmarkt. Wekelijks werden tientallen plastics uitgevonden. Dat was ook de tijd van de laboratoriumongelukjes: er lekte wel eens iets of in een flacon bleef een drab achter die er best veelbelovend uitzag. Zelfs de makers wisten niet altijd precies wat ze met die nieuwe vindingen moesten en gaven het in afwachting maar vast een naam, bijvoorbeeld Teflon. Het kon ook andersom. Een materiaal dat in oorlogstijd vergeefs werd aangeboden als alternatief voor rubber voelde zo lekker cool dat het als speelgoed op de markt kwam: Silly Putty. Niets zo veelzijdig als deze rekbare materialen, de 'poly-nog-wat'-benamingen verwijzend naar de vele atomen in de lange moleculen.
Atoombom
De Tweede Wereldoorlog bleek een extra impuls door toedoen van de oorlogsindustrie. Die Teflon bleek handig in de atoombom. De populariteit van plastics groeide: niet alleen kon je er je boterhammen in verpakken, het hield zelfs de wereld veilig. Met de naoorlogse babyboom volgden hoelahoeps, barbies, lego. Van auto's en meubels gaat plastic over naar wegwerpspullen en verpakkingen. Meer nog dan bakeliet bleken de nieuwere plastics kneedbaar als kauwgom, resulterend in een Faustiaanse eindeloze vrijheid en massaproductie. Als je in het Nieuwe Instituut het vele Amerikaanse videomateriaal beluistert valt zelf op hoe lekker glad het woord plastic er klinkt: sexy, sensueel en tegelijk ook goed afwasbaar.
De tentoonstelling begint dan ook terecht blij, maar al voorbij het eerste plastic scheidingsgordijn hangen de bekende foto's van de plasticsoep en van een albatros met wegwerpproducten in de ingewanden. Zelfs schildpadden, ooit door plastic gered, hebben nu zulke materialen in hun ingewanden. In de expositie draait een filmisch interview met journalist Susan Freinkel, auteur van 'Plastic: A Toxic Love Story'. In dat boek beschrijft ze hoe onze verliefdheid op plastics in de 20e eeuw zich ontwikkelde tot een liefdesrelatie die slecht afliep. Het wondermateriaal werd goedkoop, ordinair. Het werd een milieuvervuiler waar we niet meer van loskomen.
Voetafdruk
Die afkeer is niet helemaal eerlijk, want kunststoffen hebben de natuur ook goed gedaan. Ergens is het jammer dat de expositie niet meer van die blije plastic bubble laat zien maar dat is omdat het ruim baan geeft aan een urgenter kwestie, namelijk de toekomst. En daar gloort zowaar hoop: 3d-printers. Nu deze beter worden in het hergebruiken van plastics zou onze liefde voor het materiaal weer kunnen opvlammen. Stel je voor: dat je met afval je benodigdheden thuis kunt printen, niet meer naar winkels hoeft, de voetafdruk dus slinkt, passieve consumenten veranderen in betrokken makers met liefde voor hun spullen en omgeving. Geweldig. Aan de andere kant: ook internet had die democratische belofte en wordt intussen grotendeels beheerst door bedrijven in Silicon Valley. Tussen de vele open source platforms rond 3d-printing, waar creatieven hun ideeën uitwisselen, is ook al een eerste miljoenenbedrijf ontstaan.
Intussen buigen ontwerpers zich over het plasticprobleem. Om de urgentie van recycling te onderstrepen meldde een spreker in het Nieuwe Instituut dat zijn penis een centimeter kleiner zou zijn dan die van zijn grootvader - verwijzend naar studies over de hormonale invloeden van microplastics in de natuur op de menselijke vruchtbaarheid. Meer argumenten zei de spreker, Gaspard Bos van het Perpetual Plastic Project, nooit nodig te hebben om zijn toehoorders te overtuigen van de ernst van het milieuprobleem. Zijn bedrijf ontwikkelt interactieve installaties die alledaags plastic afval recyclen tot sieraden, speelgoed, met een 3d-printer waarmee consumenten hun eigen huisvuil weer waarde geven.
Bioplastics
Naast 3d-printing zijn ook zogenoemde bio-plastics een tegenoplossing. De Dutch Design Week afgelopen najaar liet veel materiaalonderzoek zien: karpetten van zeewier, tegels van zoutkristallen, sieraden van as. Het Nieuwe Instituut toont schaaltjes van aardappelschillen, in vernieuwende silhouetten geprint, naast bio-plastics van fungi die nota bene zelf synthetisch plastic eten: dubbel winst dus. Er gebeurt meer dan de tentoonstelling laat zien (ga naar het MU in Eindhoven om voedsel te zien dat van plastic-etende fungi gemaakt wordt). Maar grootschaligheid lijkt vaak nog ver weg. "Zo'n zeven legoblokjes", antwoordt de instructrice over wat een recyclende printer in de tentoonstelling die ochtend in de printsessie had opgeleverd (dat duurt volgens de producenten ruim een uur). Daarmee zijn de penissen wereldwijd nog niet gered.
Bio-plastics, 3d-printing, ergens gloort een nieuwe toekomst, maar waar precies, is nog onduidelijk. Het een is langzaam, het andere composteert slecht, het derde lijkt primitief - de fungi-schaaltjes ogen allesbehalve vaatwasserbestendig. Maar spannend is het allemaal wel. Wie zal de strijd om de toekomst winnen? Zijn het de nieuwe aardappelboeren en fungi-ontwerpers of bedrijven als Coca Cola die water in van planten gemaakte petflessen bottelen - over twee jaar in Europese supermarkten? Worden printerbedrijven allesbepalend of de zelfmaakindustrie in open source platforms? En heeft een toekomst vol eeuwige recycling geen nieuwe Faustiaanse dilemma's, nu we thuis wapens en spionagedrones kunnen printen?
3d-printing maakt plastic opnieuw een ongewis terrein vol ideologische en economische belangen, stelt de tentoonstelling. Barack Obama kondigde van overheidswege grote 3d-laboratoria aan in samenwerking met bedrijfsleven en leger - vaker een aanjager van nieuwe technologieën. Wie weet wat dat betekent voor de positie van de VS naast plasticgigant China. De wereld verandert razendsnel, niemand weet hoe deze er over tien jaar uit ziet. Maar één ding is zeker. De toekomst is van plastic.
Plastic: Promises of a Home-Made Future, t/m 6 april 2015 in Het Nieuwe Instituut, Museumpark 25, Rotterdam. Di-za 10-17u, zo 11-17u. www.hetnieuweinstituut.nl

|