Museumwoningen in Rotterdam
(NRC Next, 29 juni 2010)
Het zal een schok zijn geweest voor woningbouwcorporatie Com Wonen, toen het de woning aan de Lede ging uitruimen. Je hoort vaker dat in Rotterdam, vooral in Rotterdam-Zuid, oudere mensen wonen zonder badkamer en met een enkel kacheltje. En inderdaad. De bewoner van dit arbeidershuisje, die er was geboren en gestorven, stond bekend als kluizenaar en heeft nooit iets gemoderniseerd. De corporatie belde het Historisch Museum Rotterdam, dat graag wilde helpen om dit pandje als museumwoning open te stellen. Dat gebeurde vorige week. En zoals gehoopt kwamen de Vreewijkers er in drommen op af. Met dit huisje komt het aantal Rotterdamse museumwoningen op acht - het NAi telde er twee jaar geleden in heel Nederland 178. Het zijn huizen waar de tijd door een speling van het lot heeft stilgestaan en die bijzondere inkijkjes in de geschiedenis geven.
Arbeiderswijk Vreewijk is een zogenaamd tuindorp, rond 1920 gebouwd als groen alternatief voor de onhygiënische stegen en krochten van de binnenstad - zeker na de Russische Revolutie investeerde de Nederlandse overheid fiks in arbeiderswelzijn uit angst voor opstanden. Berlage tekende nog mee aan het dorpse stratenplan van Vreewijk. De huisjes in dit beschermde stadsgezicht hebben puntdaken, buiten liggen slootjes. In het knusse pandje aan de Lede vertellen de gidsen dat Com Wonen het museumhuisje inrichtte met tweedehands spullen, die het Historisch Museum er meteen uitgooide. Het moet authentiek zijn. Daarvoor trekt het Historisch museum de wijken in en vraagt bewoners om spullen te doneren - participerend verzamelen, wereldwijd een museale trend in opkomst.
En het werkt, blijkt aan de Lede. Omwonenden laten er nu al meubels, een wastobbe, gereedschap, en verhalen achter. Op luide toon staan ze te kletsen en te klagen - het groen staat er belabberd bij, de woningbouwcorporatie wil alleen maar slopen, en waarom is dit huisje eigenlijk niet op rollators ingericht?
De klachten komen voort uit bezorgdheid: Vreewijk is een Vogelaarwijk, veranderingen zijn nodig maar boezemen ook angst in. Vooral Rotterdam-Zuid zit vol wijkjes die vorige eeuw als arbeidersparadijsjes zijn ontworpen, maar allemaal verpauperd zijn. Zo ook de wereldberoemde Kiefhoek van Stijl-architect J.J.P. Oud, waarvan de museumwoning vanaf de Lede te belopen is. Oud bouwde in 1925 deze hypermoderne rijtjeshuizen met identieke gevels en interieurs, uniform om gemeenschapszin uit te stralen. De deuren zijn rood, de kozijnen geel. "Net een schilderij van Mondriaan", zegt gids Leon van Geest van Archiguides, die rondleidingen door de Kiefhoek verzorgt. Binnen staan genoeg Rietveldachtige meubeltjes voor een gezin van zes mensen, waar de huisjes van zestig vierkante meter voor bedoeld waren.
Heeft de woning in Vreewijk een buurtfunctie, de Kiefhoek - alleen open op afspraak - heeft dat niet. Toch trekt dat ook jaarlijks honderden bezoekers: architectuurfans, uit de hele wereld. Dat de oorspronkelijke Kiefhoek wegens rampzalig slechte bouw is gesloopt en heropgebouwd, maakt blijkbaar niet uit. Van Geest: "Ze bellen uit heel Europa. Maar als ik dan met zo'n groep Italianen aan kom gefietst, zit de plaatselijke bevolking ons altijd vol verbazing aan te staren."
Ook aan de noordkant van de rivier dragen museumwoningen bij aan het imago van Rotterdam als architectuurstad. Al voor de oorlog kwamen vernieuwende architecten naar de modernste stad van Nederland, zoals Rotterdam bekend stond. Museumwoning Huis Sonneveld in het huidige Museumpark is in 1932 gebouwd als een luxe moderne villa met personeelsvertrekken. Iets voorbij het centrum bevindt zich de kijkkubus in het Blaakse Bos. Niet heel praktisch misschien maar wel opzienbarend waren deze kubuswoningen vol schuine wanden bij de oplevering in de jaren tachtig.
Aan de noordkant van de rivier zijn ook 'gewone' museumwoningen, die vertellen over het dagelijks leven van Rotterdammers - die daar in iets betere doen waren dan de arbeiders op Zuid. De alkoofwoning in de Jacob Catsstraat is net als die in Vreewijk opengesteld door een woningbouwcorporatie in samenwerking met het Historisch Museum, en ingericht door buurtbewoners. "Alsof je bij oma thuis komt", zegt de heer Hol, gids in het jaren-dertig-interieur. De hoogbejaarde dame die er haar hele leven woonde, had nooit kooktoestellen of een douche laten aanleggen. Elk hok dat maar een ventilatiegat had, kon je vullen met kinderbedden. En in de minuscule bedstee kon je zittend slapen, passend bij het bijgeloof dat liggen gevaarlijk was voor de bloedtoevoer naar de hersenen.
De jaren zestig museumwoning om de hoek, in de Kromme Wiekstraat, toont een veel lichter interieur, met skaileer en linoleum, en een heel andere indeling. "Door de komst van de televisie veranderde het wonen", verklaart de gids. "De televisie kwam als pronkstuk in de mooie voorkamer, die de bewoners toen pas actief gingen gebruiken." Hoeveel bezoekers ze trekken, weet de gids niet, maar het zijn er veel. En allemaal brengen ze spullen - stofzuigers, nylonkousen. Of ach, wat tekeningetjes van oud-buurtbewoner Willem de Kooning, wiens schilderijen op veilingen tientallen miljoenen opbrengen. Toch zijn het de Tomadorekjes en kuipstoeltjes die scoren. "Het gaat om nostalgie", zegt de gids. "Soms komen hier Nederlanders die in de jaren zeventig naar Australië zijn geëmigreerd. Die staan hier werkelijk met tranen in de ogen."
|