Into Drawing
(NRC Handelsblad, 17 maart 2008)
Vroeger, in het Wilde Westen, werden locaties van grafietmijnen
angstvallig geheim gehouden. Rondtrekkende grafietbendes schuwden
geen geweld om het kostbare materiaal te bemachtigen. Ook in Europa
is wel eens een diplomatiek getouwtrek om de grondstof als Potloodoorlog
aangeduid. Toch werd het potlood niet heel serieus genomen. NASA
schijnt vorige eeuw kapitalen te hebben uitgegeven om een pen te
laten ontwikkelen die bij gewichtloosheid kon schrijven. De Russen
gebruikten gewoon potloden. Intussen is de potloodtekening in aanzien
gestegen. Het is niet langer het stiefzusje van de schilderkunst.
Dat tekenkunst net zo serieus is als andere kunsten, is de hoofdboodschap
van de tentoonstelling Into Drawing, een overzicht hedendaagse Nederlandse
tekenkunst. Ruim twintig Nederlandse tekenaars doen eraan mee met
in totaal tientallen werken. Van de bruikleengevers is veel geduld
gevraagd: de tentoonstelling reist al ruim twee jaar door Europa
en is nu aanbeland bij zijn laatste locatie, Museum Schloss Moyland
in Kleef.
Bij serieuze kunst hoort serieus formaat, zo lijkt het motto te
zijn. Twee, drie meter hoog zijn verschillende tekenvellen, die
behalve met potlood soms ook met aquarelverf, lak of knipsels bedekt
zijn. Zon formaat vraagt om grote eenvoud, vindt bijvoorbeeld
Elly Strik. Zij tekent plantendetails die bij drie meter hoogte
verworden tot abstracties waar nog maar weinig bloemigs aan is.
Toch is zij met dit eenvoudige gebaar en de eenzame lijn op Into
Drawing in de minderheid. Voor zover Striks mede-exposanten op groot
formaat tekenen, beginnen ze vaak in een hoekje te priegelen, te
schetsen en te gummen, zonder vooropgezet plan, net zo lang totdat
het werk vol is. Zo doemen buitenaardse landschappen op doordat
Hans de Wit allerlei abstracte vormen opstapelt, en laat Roland
Sohier bossen wemelen van de sprookjesfiguren die meer of minder
weggegumd zijn.
Toch krijg je nergens het gevoel dat de exposanten zich tot details
beperken omdat ze het grote formaat niet aandurven. Erik Odijk,
de beste van het stel, laat uit duizenden blaadjes een bos opdoemen
dat de monumentaliteit heeft die hoort bij het formaat: vier meter
breed. Dit werk is groot en groots. De duizelingwekkende blaadjes
geven het gevoel dat in dat landschap een microkosmos huist die
wij net niet kunnen zien. Geheimzinnig en monumentaal is ook een
tekening van Otto Egberts, van een man die wakker in bed zit. Het
zwart om hem heen blijkt van dichtbij te zijn opgebouwd uit nerveuze
krijtstreepjes die soms zelfs het papier kapot hebben getrokken.
De nachtmerrie die de man overeind deed schrikken, blijft als een
donkere dreiging in de lucht hangen.
Schloss Moyland is een mooi eindstation voor de tentoonstelling.
Het huisvest zelf een relatief grote collectie tekeningen, al is
de kwaliteit daarvan nogal wisselend. Op Into Drawing zijn mindere
tekeningen moeilijker te vinden. Het is een mooie tentoonstelling,
goed en ruim ingericht, met een rijk geïllustreerde catalogus.
Hooguit is het wel erg netjes. In zijn drang naar emancipatie van
het medium heeft Into Drawing de heimelijkheid van het tekenen buitengelaten.
De kunstgeschiedenis van de tekening bevat outsiderkunst, karikaturen,
erotica, absurditeiten en andere taboes die nooit op de echte kunst
het schilderij terecht mochten komen. Deze heimelijke
fantasieën hebben van de tekenkunst een ongeremde, en daarmee
volgens sommigen eerlijker, kunst gemaakt. Een echt overzicht van
de Nederlandse hedendaagse tekenkunst is het dus niet. Maar, tussen
zo veel moois dondert dat niets.

Tentoonstelling: Into Drawing, t/m 25 mei in Museum Schloss Moyland,
Am Schloss 4, Bedburg-Hau (D). Curator: Arno Kramer. Inl.: +49(0)2824
951060 / www.moyland.de (foto:
Helen Frik)
|