De waanzin van Holger John
(Rotterdams Dagblad, 5 juli 2005)
Het is altijd een beetje spannend wat voor tentoonstellingen het
Goethe Institut heeft;
vaak gaat het goed, geregeld ben je juist opgelucht als je weer
buiten staat. Maar dat altijd nog liever dan voorspelbare middelmaat.
Nu het Goethe een Dresdenjaar viert, aanleiding onbekend, pakt na
een Dresdens schildertrio dit voorjaar ook de tweede expositie van
deze viering goed uit. Het is een overzicht van ruim vijf jaar tekeningen
van de hier onbekende Holger John (1960).
Wie de gang van het instituut inloopt ziet aan de eerste tekeningen
nog niet af dat het een interessante kunstenaar betreft. Daar hangen
een paar vlakke portretten van de man (zelfportretten?) waar de
zwarte tekenpen - Johns enige expressiemiddel - weinig veelzeggends
heeft opgeleverd. Lijnen en arceringen blijven aan de oppervlakte
hangen.
Maar in de flink gevulde aula is John op zijn best. In totaal hangen
er bijna tweehonderd tekeningen boven en naast elkaar. Zwakkere
tekeningen lijken altijd sterker als ze met meer zijn maar daar
is hier geen sprake van: het is de waanzin in Johns werk, die gedijt
in drukte, daar groeit het. En waanzin heeft dit werk zeker. John
tekent monsterlijke mensen, met ledematen te veel of te weinig,
vergroeid met andere mensen die elkaar niet erg lijken te mogen.
Als hij interieurs tekent, kruipen brakende inktvissen uit kisten
en als hij een bos weergeeft, ligt een vermoord Roodkapje achter
een boom.
Meestal tekent John onbekende individuen zonder specifieke omgeving.
Liefdesparen die hij net als alles weergeeft met grillige lijnen,
hebben vormeloze lichamen maar genitaliën die juist zijn neergetekend
met de precisie van Japanse prentkunst. Liefdesparen waar alleen
van betaalde liefde sprake lijkt te zijn. Nooit naderen mensen elkaar
werkelijk in dit werk.
Johns wereld is grimmig. Zo ook in zijn vele religieuze tekeningen.
Een aan lager wal geraakte Christus die de apostelen met het avondmaal
heeft laten zitten om in een louche bar zijn doodsangst weg te drinken.
Het minst somber is de serie naakte vrouwen, ze zijn lelijk en sensueel,
en bewegen John ertoe zijn grillige tekenlijn zowaar iets huppeligs
en krullerigs te geven.
Het persbericht van de tentoonstelling vat de halve Duitse kunstgeschiedenis
samen. Het vergelijkt John met de Duitse Romantiek en met Otto Dix.
Die eerste vergelijking gaat ver maar die tweede is begrijpelijker.
Ook Dix beeldde verlopen hoeren en vieze mannen af, die in Johns
werk door een arcerende tekenpen zijn voorzien van een slechte huid
en bultjes.
Toch is er een groot verschil: Dix reageerde op zijn tijd: zijn
zwartgallige wereldbeeld was een rechtstreekse interpretatie van
wat hij om zich heen zag tijdens de Eerste Wereldoorlog. John is
ook iemand die gewonde soldaten met bajonetten tekent, maar dat
zijn anachronismen voor hem. Zijn werk is allesbehalve politiek,
het is een private fantasiewereld die hij weergeeft en dat doet
hij op zeer geslaagde, indringende wijze. In plaats van een geëngageerd
kunstenaar is hij primair een tekenaar, iemand die zonder vooropgezet
plan zijn pen volgt maar waar de tekenlijn toch met de diepste krochten
in zijn hersenpan in contact blijkt te komen.

Holger John, T/m 21 juli 2005 in het Goethe Institut, Westersingel
9 Rotterdam. Di - do 14 - 19 uur, vr 12 - 17 uur
|