Reinoud van Vught
(NRC Handelsblad, 1 december 2007)
De schilderijen van Reinoud van Vught roepen geen al te vrolijke
associaties op. Twee grote zwarte doeken uit 1991, besmeerd met
grijze hompen en cirkels, flankeren de ingang van zijn tentoonstelling
in museum De Pont. Het zijn abstracte doeken waarop het gebaar van
de verf een eigen leven leidt. Te efemeer voor Armando, te aards
voor Pollock. De grijze hompen lijken desintegrerende gestaltes,
in dikke grijze verf ontbindend tegen een zwarte achtergrond. Kleurige
verfdruppels aan de zijkant van het doek verraden dat het werk ooit
optimistisch begon, maar uiteindelijk heeft Van Vught dit alles
afgedekt met een dikke laag zwart.
Op zijn atelier, de zolder van een oud Tilburgs klooster, vond
Van Vught crucifixen en andere katholieke parafernalia die hem inspireerden.
Toch hebben zijn sombere schilderingen meer weg van de donderpreek
van een gereformeerde dominee dan van de weelde van het katholicisme.
In recenter werk laat Van Vught meer kleur toe, maar dat is nog
geen garantie voor vrolijkheid. In bruin, vaalblauw en groen schildert
hij abstracte composities, sobere kruisen, en verleppende flora.
Door de plantensilhouetten te laten overwoekeren met dunne groene
verflagen, boekt Van Vught prachtige resultaten.
Dat dit aardse leven maar tijdelijk is en de natuur vergankelijk,
hebben al veel kunstenaars verbeeld. De associatie met Mondriaans
bloemen alleen al is onvermijdelijk. Maar er is een groot verschil:
bij Van Vught lijkt de verf zelf in bederf te veranderen. Zijn olieverf
lijkt aarde, schimmel, mos, rottende plantendrab. Zoals schimmels
op een oude vaat prachtige kleuren aannemen, zo verlopen hier allerlei
tinten groen en paars vol aders en vlekken. Het mooiste is een titelloos
doek van eerder dit jaar, waar bruine sporen van echte planten in
zitten. Het is alsof ze zijn verteerd en de witte verfaura eromheen
uitdijend lijkvocht is. Het zijn de herinneringen aan bloemen meer
dan bloemen zelf, die Van Vught verbeeldt.
Het persbericht van De Pont noemt Van Vught een schilder 'pur sang'
en vergelijkt hem met Marc Mulders. Samen met drie vakgenoten vormden
ze in de jaren negentig de Tilburgse School, gebonden door belangstelling
voor techniek en traditie. Inderdaad is Van Vught een echte schilder,
voor wie de verf het belangrijkste onderwerp is. Tussen het omineuze
zwart van zijn vroege jaren en de stervende planten van nu, ligt
een hele reeks exercities in verf. Je vraagt je af en toe af wat
hij precies gedaan heeft - zijn dat afdrukken van snelbinders? Soms
zijn de resultaten te lelijk voor woorden, zoals de mistige papierwerken
uit 1997. Soms slagen ze prima, zoals de vibrerende abstracties
uit 2002, vol krioelende lijnen.
Ook de nieuwste werken zijn niet allemaal even geslaagd. Van Vughts
recente abstracties krijgen met twee van de vier ruimtes onbegrijpelijk
veel aandacht in De Pont. Ze bestaan uit patronen van groene, paarse,
rode en blauwe spikkeltjes in tamme tonen. Formica lijkt het, of
vlekbestendige tapijttegels. Voor deze sterrenhemels met kantooraroma
zweven onsmakelijke organische gezwellen, vleeskleurig of bedekt
met dunne pastels. Het wordt net geen kitsch. Net als bij de stervende
bloemen speelt Van Vught hier met verfsluiers, toch blijkt het formicagevoel
hardnekkig. En dat is nooit een best teken bij kunst.
Veel schilderijen uit de vaste collectie van De Pont, tentoongesteld
naast Van Vughts expositie, zijn rijk en weelderig. Daarbij vergeleken
is het werk van Van Vught soberder en somberder. Dat is subtiel,
doordacht, en soms bijzonder mooi, maar uiteindelijk overtuigt bazuingeschal
de ongelovige vaak beter dan soberheid.
Tentoonstelling: Reinoud van Vught, 'Naturen', t/m 6 januari 2008
in De Pont, Wilhelminapark 1, Tilburg. Di-zo 11-17u. Inl.: 013 5438300
/ www.depont.nl
|