Herman Brood bracht wilde kunst bij het volk
(NRC Handelsblad, 13 november 2006)
Een Herman Brood herken je van verre. De zanger/kunstenaar, die
vijf jaar geleden zelfmoord pleegde, schilderde met dikke strepen
en kleurvlakken die over de contouren heen rausen. Daaroverheen
bracht hij verfdrippings of spuitbusvegen aan - een routineuze finishing
touch. Brood schilderde terwijl hij componeerde, spoot en tv keek.
Die nonchalance zie je af aan zijn werk dat in herhaling en trucjes
bleef steken. Hij had geen belangstelling om voorgaande doeken te
overtreffen, of iets nieuws uit te proberen. Tijdens zijn leven
is hem dan ook nooit museale belangstelling te beurt gevallen. Nu
eert het Groninger Museum hem met het groots aangepakte eerbetoon
Cha Cha. Fenomeen Herman Brood.
Waarom zou je deze schilder het museum inhalen? Die vraag stond
centraal in een debat met museumbobo's, dat volgde op de persopening
afgelopen zaterdag. Aangestoken door Broods bravoure riep Van Twist
dat zijn museum grenzen verlegt door een kunstenaar aan te durven
voor wiens onconventionele levensstijl andere musea hun neus ophalen.
"Onzin," betoogde Martijn van Nieuwenhuyzen van het Stedelijk
Museum Amsterdam: "Dat een kunstenaar dronken probeert de vrouw
van de sponsor te verleiden of tijdens het diner een bloemstuk opeet,
dat vindt niemand problematisch."
Hij heeft gelijk. Die gekkigheid vindt iedereen net zo prachtig
als het idee dat kunstenaars in een paar nonchalante vegen een kunstwerk
neerzetten. Een gerespecteerd kunstenaar als Aubrey Beardsley zwoegde
nachtenlang op tekeningen om de schijn op te houden dat hij geniaal
genoeg was om de hele dag te kunnen lummelen.
Op de vraag of hij Brood ook had geëxposeerd als deze geen
mediafenomeen was geweest, wankelde Van Twist tijdens het debat.
"Daar kan ik geen antwoord op geven", antwoordde hij eerst.
"Jawel", corrigeerde hij zichzelf een paar minuten later.
Je vraagt je af wie hij voor de gek wil houden. Het Groninger Museum
weet best dat Brood een matig kunstenaar was. Zijn schilderwerk
wordt dan ook zo veel mogelijk gecamoufleerd in de tentoonstelling.
Deze bestaat uit videoclips, harde muziek, heel veel foto's, onder
meer van Anton Corbijn, en een waarheidsgetrouw atelier. Daarin
hangen de meeste doeken, tussen de meubels, de spuiten, de cd's
en de pornoboekjes. Bijschriften of een indicatie van chronologie
ontbreken: ook de rode schilderijenwand naast het atelier is één
bomvol festijn van verf en rock 'n roll.
Van Twists argument dat ateliers wel vaker worden nagebootst in
musea is niet erg steekhoudend. Dat gebeurt doorgaans om iemands
ideeëngoed een plek te geven. Hier is het puur om de levensstijl
van een 'fenomeen' neer te zetten. Brood de rock 'n rollmythe, de
legende, de aimabele knuffeljunk - ontspoord maar ongevaarlijk en
alom geliefd. Het verval van zijn laatste levensjaren wordt buiten
beeld gehouden. Cha Cha is een respectvol eerbetoon aan een nationale
mediaster.
Toch speelde Brood als kunstenaar een niet te verwaarlozen rol,
dankzij zijn mediabekendheid. Het vreemde aan deze hele viering
is dat niemand, zelfs het museum niet, lijkt in te zien dat daarin
de waarde van Broods kunstenaarschap schuilt. Stijn Huijts, directeur
van het Domein in Sittard, komt als enige in het debat daarbij in
de buurt: "Brood verdient een plekje in een kunstgeschiedenis,
alleen is dat een kunstgeschiedenis die nog geschreven moet worden.
En het instituut dat hem kan presenteren, moet nog uitgevonden worden."
Precies. Want al had Brood geen museale kwaliteiten, hij had wél
invloed. Zoals Karel Appel zorgde dat het Nederlandse volk bekend
raakte met moderne kunst - expressionisme of 'geklieder' - zo maakte
Brood andere artistieke kernbegrippen salonfähig: authenticiteit,
creativiteit, en de mythische lifestyle van gekke kunstenaars. Het
merk Herman Brood floreert doordat mensen het gevoel hebben een
'stukje' bravoure in huis te halen, een stukje bohémien kunstenaarschap
in de vorm van een zeefdrukje, broodtrommel of leuk tapijt. Artistieke
authenticiteit van zuiver scheerwol. Dankzij deze marketing zijn
de kernbegrippen van de avantgarde uit de vorige eeuw uitgeholde
reclamekreten geworden. Maar de algemene acceptatie van die begrippen,
dat is Broods verdienste. Dankzij Brood weet elke klant van Blokker
dat kunst moet schoppen, dat het authentiek moet zijn, dat het zich
buiten de paden mag begeven. Ook nu kunst dat niet meer doet.

Tentoonstelling: Cha Cha. Fenomeen Herman Brood. T/m 28 januari
2007 in het Groninger Museum, Museumeiland 1, Groningen. Di - zo
en feestdagen 10-17u. 25 dec en 1 jan gesloten. Inl.: 050 - 3666555
/ www.groningermuseum.nl
(foto: Herman Brood, Metro, 1991)
|