Muziek bij de geschilderde hunkering van Watteau
(NRC Handelsblad, 28 februari 2013)
Lichtjes buigt de vrouw richting haar aanbidder. 'Toe maar,' lijkt ze te zeggen, 'misschien vind ik je wel leuk'. Maar hij trekt zich al pruilend terug onder zijn hoedje en peutert wat aan een veldboeketje. Verleiding is een spel van aantrekken en afstoten, het duurt even. Deze scène die Antoine Watteau (1684-1721) schilderde in 1718 of 1719 hangt in het Bozar naast een vergelijkbaar schilderij van zijn hand. De jongeman frunnikt nu aan een roos, de liefdesbloem, en de vrouw leunt nog gewilliger zijn kant uit - het gaat hem lukken. En als om dat te bevestigen, staat achter hen een fluitist - als mensen niet alles durven te zeggen, kan muziek dat voor ze doen. Dit wordt een mooie romance.
Muziek werd in de tijd van Watteau net zo intiem als de hofmakerij op zijn schilderijen. Het Bozar wijdt een tentoonstelling aan zijn band met muziek, samengesteld door een dirigent: William Christie. Watteau was de uitvinder van de fêtes galantes: pastorales waar adel rustig verpoost, vermaakt door muzikanten. Ruim vijftig werken van tijdgenoten en originele muziekinstrumenten vullen de vijftien schilderijen en dertig tekeningen van Watteau aan, in een expositie waar de rococo elegantie doorklinkt in de koptelefoons met kamermuziek die in houten alkoven hangen. Die muziek weerklonk destijds in privésalons, als afrekening met het bombast van de barok die de koning en staat bezong. Ook de tentoonstelling lijkt bijna zo'n salon, nu het Bozar er concerten organiseert, omgeven door Watteaus galanterieën.
Als je langs die schilderijen loopt met die satijnen dames en schalkse blikken, tussen muzikanten en harlekijnen die buiten de regels stonden maar toch - of juist daarom - gedoogd werden, zie je waarom Watteau destijds zo populair was. Hij verbeeldde een rococo idylle, waar zelfs door de bosschages een onwaarschijnlijk zacht licht scheen dat nooit over ons, gewone mensen, schijnt. Toch kan ook hij zich geen echte insider hebben gevoeld. Over deze onzekere man zonder vaste woon- of verblijfplaats, zoon van een dakwerker uit Valenciennes, is weinig meer bekend dan dat hij diep onzeker was en tot zijn dood vergeefs verlangde naar een reis naar Italië. Het is een raadsel hoe hij in die hoge Parijse kringen en kunsten belandde.
Die idylles die hij schilderde, moeten toch voor hem onbereikbaar hebben geleken? Een schrale troost: dat waren ze ook voor die bevoorrechte adel. Daar werden de huwelijken gearrangeerd. Hofmakerijen bestonden vooral in dromen, in kameropera's, op Watteaus schildersdoek. Dat doek lijkt ook geen echt leven te tonen. Het is theater, poses. Zowel in zijn prachtig getekende gitaristen, studies naar handbewegingen, als in zijn schilderijtjes lijkt de adel nooit werkelijk ontspannen. En die mooie tuinen, die zijn zo ondiep als toneelcoulissen.
Vanwege die onechtheid wordt Watteau vaak als melancholisch bestempeld. Maar gezien de lieflijke stijl lijkt 'verlangend' een beter woord. Misschien is het een verlangen naar ongeremdheid, die zijn liefde verklaart voor vrijgevochten straatmuzikanten en acteurs uit de commedia dell' arte. Deze laatste waren na een ballingschap (belediging van het hof) door de italofiele regent Filips van Orléans in 1716 uitgenodigd terug te keren naar Parijs. Een Italiaanse mode leefde op en meteen maakte Watteau zich het lichte Venetiaanse coloriet meester, waarmee hij ook zijn politieke kleur naar de regent bekende.
Maar politiek is grillig. De regent stierf in 1723, meteen was de Venetiaanse stijl - en Watteau - uit de mode. Zelf hoefde hij dat niet meer mee te maken. Hij overleed in 1721, op zijn 37e, maar niet voordat hij een enorm oeuvre had geproduceerd, dat helaas problematisch veroudert. Zijn verf was niet goed. Zijn tekeningen - oorspronkelijk zo'n twee- à vierduizend - zijn er beter aan toe. Naar eigen zeggen produceerde hij veel doordat hij slordig en snel werkte - wat ook wel een beetje waar is. In de tekeningen is dat niet erg, een snelle schets heeft schoonheid, maar in de schilderijen blijkt dat een manco. Die betoveren door hun idylle en sterke composities, maar de personages zien er vaak onbeholpen uit. Stijve harken met porseleinen kopjes zijn het. Alhoewel die houterigheid ook wel past. Zelfs als Watteaus personages hun Venetiaanse maskers afzetten, zit daaronder nog steeds een façade.

Tentoonstelling: Antoine Watteau, De Muziekles, t/m 12 mei 2013 in het Bozar, Ravensteinstraat 23, Brussel. Di-zo 10-18u., do 10-21u. www.bozar.be (foto via Bozar:
Declaration, Jean-Antoine Watteau, La déclaration attendue, 18e s., Angers, musée des Beaux-Arts, Cliché musées d'Angers, Pierre David ) |