Eindelijk pronken met Murillo
(NRC Handelsblad, 6 december 2010)
Bartolomé Esteban Murillo is een van de coryfeeën uit de Spaanse Gouden Eeuw. Wereldwijd pronken topmusea met zijn schilderijen - maar niet in Nederland. Daar staat al jaren een Murillo in depot. Het is één van de Madonna's waar de Spaanse meester patent op had: een Moeder Gods die herinnert aan de zigeunermeisjes uit Sevilla, waar hij werkte. Ze werd een hit. Tot de dag van vandaag verschijnt ze wereldwijd op bidprentjes.
Voor Peter Hecht, hoogleraar kunstgeschiedenis in Utrecht, was deze Maria geen liefde op het eerste gezicht. "Ze is wel héél erg Rooms. En als type uitgekauwd." Maar juist dat taaie is ook kracht, voegt hij meteen toe: "Murillo ontwierp een Mariatype dat nog altijd functioneert." Juist daarom is het vreemd dat zo'n belangrijk werk, lang geleden aangekocht door het Mauritshuis, veroordeeld is tot een verborgen leven in depot.
Maar nu niet meer: voor het eerst sinds decennia hangt ze op zaal, in Museum Boijmans Van Beuningen. Hecht organiseerde daar als gastcurator de minitentoonstelling 'Spaanse Gasten', met naast de Murillo een keukenstuk, en een portret en enkele prenten van Goya. Dit is niet meer dan een opmaat voor de nieuwe collectiepresentatie die in april opent, waarbij de Rotterdamse verzameling door Hecht wordt aangevuld met zo'n twintig buitenlandse topstukken uit andere Nederlandse museumdepots.
En wat een topstukken blijkt Nederland stiekem te hebben. Toen Goya bijna tachtig was, portretteerde hij een bevriende rechter. De man staat met zijn handen in zijn zakken, zijn haar zit alsof hij net uit bed komt. Zijn ogen schitteren. Het was ondenkbaar dat een rechter zo poseert. In 1920 werd het schilderij voor het Rijksmuseum gekocht door een groep particulieren, die voor zulke internationale aankopen een fonds van anderhalf miljoen gulden beschikbaar hadden gesteld. De Staat zou dat bedrag verdubbelen. Maar toen deze eerste aankoop negentigduizend gulden kostte, begon het Rijk tegen te sputteren. Zo veel geld, voor kunst? Met moeite legde het 45.000 gulden op tafel. Het Spaanse keukenstuk gaven de particulieren toen maar meteen cadeau, en het fonds werd opgeheven.
Het Rijksmuseum was honderd jaar geleden nogal een rommeltje, vertelt Hecht. De kunst was er ondergesneeuwd onder oude spullen en historische relieken. Niet-Nederlandse kunst ontbrak vrijwel helemaal. Het museum besloot de ramen open te gooien en internationaal te denken - een beleid dat veel Nederlandse musea bij tijd en wijle kenden. Maar al snel kregen musea weer een nationale agenda - Hollandse meesters, Delfts blauw - waarbij de schaarse buitenlanders detoneerden. Zo verdwenen ze naar stijlkamers of in depot.
Toch passen zulke nationale afbakeningen niet bij kunst. Zo'n Spaans keukenstuk is schatplichtig aan de Vlaamse schilder Pieter Aertsen, die via de Italiaanse prentkunst in Antwerpen aan Italiaanse voorbeelden kon proeven, en waar werken van Murillo te koop waren. Europa was één kunstgebied, laat de nieuwe collectie-opstelling van Hecht straks zien. Die internationaliteit vindt hij passen bij Boijmans, dat altijd over de grenzen heen verzameld heeft. Dat past bij een wereldstad als Rotterdam.
Hecht vindt de Nederlandse verwaarlozing ook wel grappig: "Twee Tintoretto's uit een set van vier hangen pontificaal in de Uffizi in Florence, de andere twee staan in Nederland in depot." In elk geval hangt Murillo's Madonna nu in een zaaltje bovenaan een trap, alsof het een kapel is. Het gedempte licht doet het hemeldek prachtig goud glanzen. Laten we hopen dat ook de andere winkeldochters er straks zo mooi bij hangen dat de bruikleengevers ze nooit meer opsluiten. Dan kan de wereld meteen zien hoe Nederland ooit openstond voor allerlei kunst en culturen.

Tentoonstelling: Spaanse Gasten - een voorschot op De Collectie Verrijkt, t/m 16 april 2011 in Museum Boijmans Van Beuningen, Museumpark 18-20, Rotterdam. Inl.: www.boijmans.nl |