Grootmeester van de overkill
(NRC Handelsblad, 16 oktober 2014)
Het is maar een klein schilderijtje, en het hangt nog wat in een
hoek ook. Toch is de kleine kruisiging een van de hoogtepunten van
de tentoonstelling Sensatie en Sensualiteit. Rubens en zijn erfenis.
In de scène lijkt de dood net te zijn ingetreden. Christus' lichaam
oogt nog krachtig maar zijn gezicht is donker, in een schaduw onder
de doornenkroon. Rondom valt de nacht en onder hem, half buiten
de rand van het schilderij, zien we de rouwenden en de soldaten,
kijken en gebaren. Maar alle nadruk ligt op Christus, losjes gepenseeld
in de warm getinte barok waarmee Rubens de kerk diende.
Maar. dit is helemaal geen schilderij van Peter Paul Rubens (1577-1640).
Eugène Delacroix schilderde het in 1846, toen de Vlaamse barokschilder
al ruim twee eeuwen dood was. Samen met Rubens' altaarstukken hangt
dit doekje in het Bozar in de themazaal 'compassie', een van de
zes thema's waarmee het Brusselse museum het oeuvre van Rubens en
volgelingen opdeelt (geweld, macht, wellust, elegantie en het vage
'poëzie' wat landschappen blijkt te betekenen). De echte Rubens
is er verdund van één op vier, met ruim driekwart tijdgenoten en
latere bewonderaars tot Manet en Daumier aan toe. Zijn enorme invloed
wordt overtuigend gebracht door een kleurrijke hoeveelheid volgelingen
die in de tentoonstellingsteksten 'Rubenisten' heten (naar de grote
hobby van kunsthistorici om 'isme' achter woorden te plakken).

Met kunstenaars van de zeventiende tot in twintigste eeuw is de
tentoonstelling een weelderige reis door de kunstgeschiedenis. Bij
leven al beroemd was Rubens een schilder en diplomaat, kind aan
huis bij de kerk en veel Europese vorstenhoven. De propaganda van
de katholieke kerk vertaalde hij in een theatrale beeldtaal die
alles met verve bracht - kroningen, portretten, ontvoeringen - in
golvende composities waar paardenbillen, harnassen, cellulitis en
gewaden één kolkende massa vormen. Wie Rubens ziet als wellustig
(en wie doet dat niet) zal zich verbazen over zijn navolgers: de
klassieke Joshua Reynolds, de vriendelijke Fantin Latour, de formele
Cézanne. Behendig kozen ze elk een andere kant van Rubens. Copyright
bestond niet onder schilders en aemulatio, de kunst van de navolging,
was een goed leermiddel om de grote meesters te evenaren of. te
overstijgen.
Wedstrijd
Die aemulatio maakt de tentoonstelling een wedstrijd. Wie wint?
Vaak Rubens. Maar niet altijd. Een inkoppertje voor de makers was
de bekende vergelijking van kruisafnames door Rubens en Rembrandt,
die uitvalt in het voordeel van Rembrandt. De gespierde Christus
van Rubens is indrukwekkend, maar het slappe lijf van Rembrandts
heiland is zo geknakt, dat de voorstelling huilt. Dit is een Christus
die aanspreekt, gevoel uitstraalt, een die menselijk is.
Maar ook mindere goden weren zich goed. In de zaal vol ontvoeringen
gaat Rubens kop aan kop met de nogal onbekende James Ward wiens
stierengevecht uit 1803 opgaat in een landschap waar mossen zachtgroen
fonkelen, kreupelhout zich prachtig vertakt, struiken wuiven richting
wegtrekkende vogels. Dit is Rubens' vleselijke flair, vertaald naar
de plantenwereld. Ook de zo mistige romanticus Arnold Böcklin kon
in 1892 uit de voeten met een vechtscène van soldatenlijven, in
zo'n ontzettend feeëriek landschap dat hoorde bij zijn diepdonkere
Symbolisme. Maar uitglijers waren er ook. De ambitieus opgezette
jachtscène van Sir Edwin Landseer uit 1825-26 heeft een onbeholpen
compositie die nog niet in Rubens' schaduw kan staan.
Al die theatraliteit doet vanzelf vermoeden dat Rubens ook zo was,
een man die sprak vol uitroeptekens, vol energie en overtuigingskracht.
Door zijn functie als diplomaat gingen voor hem landsgrenzen open
die voor tijdgenoten soms gesloten bleven en kwam zijn kunst overal,
via prenten door kopiisten - vaak niet geweldig - of zijn veel virtuozer
eigen olieverfschetsen. Die laatste moet Delacroix gezien hebben.
Alleen voegde de Franse schilder in zijn versies meer emotie en
menselijkheid toe, een dosis Rembrandt. Daardoor werden zijn heiligen
wel echte mensen, die iets van binnen bij de kijker raken. Zo bewijzen
Rubenisten waar hun voorbeeld in tekortschoot: Rubens richtte zich
op ideeën en propaganda, maar empathisch schilderen lukte hem zelden.
Hij wekte emotie op, maar kon het zelf slecht verbeelden.
Blockbuster
Voor het Bozar is dit de über-blockbuster, over immers de grootste
Belgische kunstenaar. Jaren werkte het museum aan deze coproductie
met kunstinstellingen uit Antwerpen en Londen. Met veel tamtam is
een app gelanceerd die je tijdens de tentoonstelling allerlei augmented
reality en animaties toont (van denkbeeldige schilderijen: stel
dat Lichtenstein een Rubens had gedaan? Munch? Picasso?). 'Te veel'
bestaat niet bij Rubens, uitvinder van de overkill, maar met zo
veel visueel geweld is een bovenmenselijke concentratie nodig om
ook de tentoonstelling zelf nog te kunnen bekijken.
Voor Rubens zelf is op de tentoonstelling een politieke rol weggelegd.
Rubens was een Europeaan en kunst overstijgt grenzen, vertellen
de organisatoren in een zeer pro-Europese persconferentie. Ze prijzen
het internationale karakter van de kunst in Rubens' tijd, waarvan
de grandeur haaks staat op regionalisme. In 2015 reist deze tentoonstelling
met bruiklenen uit heel Europa door naar Londen, waar Rubens kunsthistorisch
ook op zijn plek valt. William Turner hangt op zaal (met een 'Rubenistisch'
avondrood uit 1808), wat hij niet leuk zou vinden want hij had het
niet zo op de barokschilder. Turner vond dat Rubens en Rembrandt
als enigen in de Lage Landen de natuur boven haar alledaagsheid
uittilden, maar dat de Vlaamse meester toch te weinig gevoel had
voor de 'eenvoud, waarachtigheid, schoonheid van de pastorale natuur'.
Maar al lijkt Turner, op de drempel van de moderne kunst, geen geijkte
Rubenist, latere kunstenaars nemen nog eigenzinniger paden. Bijvoorbeeld
de Oostenrijker Oskar Kokoschka, die eind jaren dertig naar Londen
vluchtte. Hij was ontzet dat de Britse regering 'vijandige vreemdelingen'
interneerde. Een aantal werd naar Canada verscheept en verdronk
door een torpedo van een U-boot. Met Rubens in gedachten schilderde
Kokoschka in 1942 een woedende aanklacht: een zeeslag waarin de
overleden Britse vorstin Victoria stervelingen aan de haaien voert
- naar Rubens, de hofschilder, maar dan honderdtachtig graden omgedraaid.
Zo breed kon de aemulatio van het Euro-Rubens-songfestival uitpakken,
buitengewoon verschillend, maar altijd exuberant tot in de hoogste
versnelling.

Sensatie en Sensualiteit. Rubens en zijn erfenis. T/m 4 jan 2015
in Bozar, Ravensteinstraat 23, Brussel. www.bozar.be
(foto's via Bozar: kruisigingen door Rubens en Delacroix; onder:
Manet, De visvangst, 1862/63)
|