Herders die wat lummelen of hun blaas legen
(NRC Handelsblad, 25 maart 2006)
Het was een gevaarlijke reis, maar daar hoorde je de Rome-gangers,
zoalsze genoemd werden, niet veel over. In de zestiende eeuw werd
de eeuwige stad dé bedevaartsplek waar je als Noord-Europese
schilder een keer in jeleven geweest moest zijn.
Op Droom van Italië exposeert het Mauritshuis vier eeuwen Italië-reizen
van Franse, Duitse en veel Nederlandse schilders. De 45 werken,
waaronder veel bruiklenen die niet eerder in Nederland te zienwaren,
zijn merendeels landschappen. Maar daar begon het niet mee. De eerste
Rome-gangers gingen na 1500 op reis om de oudheidkundige opgravingenen
de meesterwerken van Michelangelo en Rafael te kopiëren. Herman
Posthumus schilderde in 1536 een prachtig landschap bomvol zuilen
en zelfs piramides, als een openluchtmuseum dat zich uitstrekt voorbij
verreheuvels. Je vraagt je bijna af of hij echt in Italië is
geweest, of dat hij zich net als veel collega's baseerde op prenten
die in omloop waren.
Zelfs tijdens de oorlog met Spanje trok een handjevol Hollanders
nog naar Rome. Cornelis van Poelenburch verbeeldde zachte ruïnelandschappenals
dromerige decors voor godenverhalen. Tegenwoordig is deze barokschilder
wat op de achtergrond geraakt omdat we nu juist de rauwere, meer
Hollandse kunst waarderen. Ook kunsthistoricus Henk van Os, die
de tentoonstelling samenstelde, verkiest het Hollandse realisme
boven dromerige nimfen. Nergens zie je jachtgodinnen, maar er zijn
wel volop herders die wat lummelen of hun blaas legen. Het landschap
wordt nog even wat dramatisch, als de Romantiek opkomt, maar daarna
raken de heuvels van Toscane uit de mode. In het wat diffuse zaaltje
met werk van rond 1800 blijkt Italië achtergrond te zijn worden.
Waarom ondernamen landschapsschilders die gevaarlijke tocht door
deAlpen? Mooie natuur was hier ook. Ging men net als de Duitse kunstenaar
Albrecht Dürer stiekem omdat het er zo goed feesten was? Ja,
dat ook, maar de hoofdreden was in veel gevallen nog banaler: geld.
Italiaanse schilders kregen beter betaald dan hun Europese collega's
en Italiaanse landschappen leverden meer op dan poldergezichten.
Met zijn laatste zaal krijgt Van Os elke bezoeker om. Hier combineert
hij negentiende-eeuwse doeken tot een geloofwaardig en dramatisch
afscheid. Klassieke schilders als Arnold Böcklin en Sir Alma-Tadema
zagen de grandeur van Rome met pijn in hun hart verdwijnen. Op Böcklins
schilderijwordt een vervallen villa op een Venetiaans eilandje bedreigd
door onheilspellende golven. Turner portretteerde Venetië als
een mistig speltussen water, gevels en lucht, maar dit onderwerp
is te statisch voor hem. Ook hij was van een nieuwe tijd, met stoomtreinen,
en die zoek je niet in Italië. Het experimentele Parijs was
de nieuwe culturele hoofdstad. Niet alleen de Italiaanse glorie
zou afbrokkelen, de salonkunstenaars zoudenzelf ook in donkere depots
terechtkomen. Hun Italiensehnsucht leeft als schim voort in tweederangs
toeristenkunst, te koop in kraampjes op straathoeken.
Tentoonstelling: Droom van Italië. T/m 25 juni 2006 in het
Mauritshuis, Den Haag. Inl.: 070-3023435, www.mauritshuis.nl.
|