Poepende man peinst over het artificiële land
(NRC Handelsblad, 18 september 2010)
Weg van de stad, weg van de mensheid, en vooral, weg van het commerciële kunstcircuit - het is niet voor niets dat land art werd geboren in de jaren zestig, de flower powertijd. Kunstenaars trokken de natuur in om met aarde en stenen dijken en heuvels te bouwen. Deze land art bloeide op in Californië en Amsterdam, de twee grote epicentra van het hippiedom. Toen de hoeveelheid uitgestrekte wildernis in Amsterdam bleek tegen te vallen, bood een ander gebied uitkomst: de IJsselmeer werd ingepolderd. Dit ruwe land, waar het altijd waait, en ook best een beetje nat is, was ideaal.
Zo kreeg het platteland van de Flevopolder vijf spectaculaire land art werken, die een attractie zijn geworden. Aan dat rijtje is gisteren een zesde werk toegevoegd: Exposure , gemaakt door de Brit Antony Gormley. Dit beeld, een doorzichtig staalskelet in de vorm van een hurkende man, staat op een strekdam in de haven van Lelystad. Zesentwintig meter hoog verrijst het er majestueus boven de vlakke horizon waar de man op uit lijkt te kijken. Door het skelet heen zie je de lucht en het IJsselmeer, dat reflecteert op het glanzende staal.
Gormley was heel blij met de locatie, vertelde hij gisteren tijdens de persconferentie in Museum Nieuwland. Hij vindt dat de andere vijf landschapswerken slechts indirect over ruimte en nederzettingen verhalen, en zijn beeld dat veel letterlijker doet. Het staat immers in een jonge stad die net zo kunstmatig is als zijn beeld. "Lelystad gaat over utopie en dystopie," vervolgt hij voorzichtig - hij weegt zijn woorden sinds de Telegraaf hem citaten ontlokte dat hij Lelystad een mislukking zou vinden. "Het gaat me over de maakbare wereld. Zowel de Flevopolder als moderne kunst gaat daar ook over, denk aan Mondriaan. De droom van de constructie, van het scheppen van een kunstmatige wereld, steden, ruimte." Over die grenzenloze scheppingsdrang gaat zijn beeld, dat zelf ook een opvallend staaltje ingenieurskunst is.
Exposure was een opdracht van de provincie, die bij de plaatselijke land art route een werk wilde dat aan het water en in een stad staat. Acht jaar en anderhalf miljoen euro waren nodig, dat merendeels van het bedrijfsleven komt. Die sponsoren blijven deels op de achtergrond - nu kunst ook wel wordt afgeschilderd als dure hobby, is cultuursponsoring minder gunstig voor een bedrijfsimago. Maar de provincie en stad zijn trots. De loco-burgemeester maakt in zijn speech de vergelijking tussen land art en landmark, en terecht. Het lijkt erop dat Lelystad met dit gedurfde beeld, dat in de volksmond al 'de poepende man' heet, een sculptuur heeft binnengehaald met logokwaliteiten. Dat kan het imago van Lelystad goed doen.
Kunst met impact is de Brit Gormley wel toevertrouwd. Hij bedacht het controversiële plan om gewone Londenaren op de sokkel op Trafalgar Square te zetten, alsof het een spreekgestoelte is. Twee jaar geleden zette hij in Rotterdam tal van bronzen mannen op gebouwen. Het zorgde voor commotie: zijn ze echt? Gaan ze springen? Daarnaast maakt hij gigantische buitenbeelden in de natuur, zoals Exposure . Maar al is het 'art', op het 'land', land art is het niet. Toch, alle begripsverwarring ten spijt, is het waarom van deze buitenkunst te begrijpen. De opdrachtgevers hebben een landmark, dagjesmensen zullen ervan genieten, en de kunstenaar boft: tegen zo'n spectaculair weids uitzicht lijkt elk kunstwerk beeldschoon.
Exposure is bedoeld voor passerende boten, auto's en wandelaars. "Dit panorama nodigt uit tot reflectie," zegt Gormley. Dat is waar. Zeker in Nederland. Een eeuwenlange traditie in landschapsschilderkunst heeft gezorgd dat bij elke Nederlander, kunstliefhebber of niet, de pittoreske blik op de natuur ingeprent is. Nadenken over de natuur en de mensheid, dat doen we automatisch als we buiten wandelen en uitkijken over zee. Daar hebben we eigenlijk geen kunstwerk meer voor nodig.
|