Huisje, boompje, kunstwerkje: kunst in Carnisselande
(NRC Handelsblad, 9 februari 2012)
"We hebben hier een fantastische prestatie van nationale allure geleverd," zei Jan van Belzen, SGP-burgemeester van Barendrecht, vorige week woensdag. Hij sprak voor een volle zaal in theater Het Kruispunt. "We zijn zeer vereerd met zulke kunstwerken. Kent iemand een gemeente in Nederland die zoiets gedaan heeft?" Het publiek zweeg en terecht. Voor zijn nieuwste woonwijk heeft Barendrecht vijfentwintig kunstopdrachten verstrekt en dat is inderdaad vrij uniek. De nieuwe wijk, Carnisselande, gepland voor 25.000 inwoners, verbindt Barendrecht met Rotterdam. Het is een Vinexwijk en omdat Vinex een slechte naam heeft, zette de gemeente er alles op in om de bekende clichés van grauwheid en monotonie te ontwijken. Dat doet het met gevarieerde architectuur, veel groen, en behoorlijk wat kunst.
Die avond - de slotmanifestatie van het kunstenplan - kreeg Van Belzen een boek over alle kunstwerken, met achterin een kunstroute. Die voert langs bronzen beelden, een digitale fotowand, neonkunst, omgevingsontwerpen met aangepaste bestrating en straatmeubilair, en herinneringen aan tijdelijke kunst. Er zitten ambitieuze werken tussen, zoals grote keramische buitenbeelden van Anne Wenzel en Tanja Smeets. Een spiegelende cirkelsculptuur op het hoge kunstmatige heuvellandschap heeft nu al in de gemeentelijke PR een logofunctie. En, soms moet je flexibel zijn in een wijk in opbouw. Zo bleken de nieuwe bewoners behoefte te hebben aan een kerk. Ook daar is toen een beeld voor gemaakt: een surrealistische sculptuur van Gijs Assmann, redelijk griezelig zelfs, maar naar het schijnt neemt niemand er aanstoot aan.
De kunstambities van Carnisselande lijken uniek, maar dat had niet gehoeven. Vorige eeuw werd in kunstenland duidelijk dat bouwprojecten via bundelingen aan schaalvergroting deden. Dat bood kansen. Bij grotere bouwprojecten passen dito kunstplannen - als de opdrachtgever meewerkt. Een veelgehoorde angst was dat kunst er laat bij gesleept zou worden, om nog een kosmetisch kunstje op een rotonde te doen. Zo niet in Barendrecht (al staat ook daar kunst op een rotonde) dat al in 1997 kunstenaarsduo Albert Kliest en Joost van Hezewijk vroeg om een beleidsplan te schrijven. Een culturele raad van plaatselijke vrijwilligers stond hen bij. "Een burgerinitiatief waar menig gemeente heden ten dage - waar er sprake is van het dichten van de kloof tussen overheid en burgerij - jaloers op kan zijn," schrijft het duo in het boek.
Dat Barendrecht kunst serieus neemt, bleek ook uit de opkomst: het theater zat woensdag vol met notabelen en burgers. Een actieve vrijwilliger kreeg voor haar inzet in de kunst een speldje. Maar één groep liet het afweten. De kunstenaars. Die waren veelal thuis gebleven, in de grote stad.
Op een paar na, zoals Gilles Frenken. Die avond ging het derde deel in première van een filmtrilogie over Carnisselande die hij in opdracht van de gemeente maakte. Het eerste deel van de film, uit 2000, ging weemoedig over de verdwijnende landerijen. Deel twee, over de wijk in aanbouw, maakte Frenken drie jaar later met kunstenaar Sjaak Langenberg. Zij huurden hiervoor cabaretier Vincent Bijlo in, die tussen de halfvoltooide straten een lofzang hield op de schoonheid. De schoonheid van een Vinexwijk door een blinde laten bezingen? Ja, over dat cynisme leek Frenken zich woensdag wat ongemakkelijk te voelen toen hij op het podium, voor tout Barendrecht terugblikte. Voor een Vinexwijk was Carnisselande nog best mooi gelukt, stelde hij nog. Toch koos hij voor dit derde deel geen positieve titel, maar de gestigmatiseerde term 'Vinex'.
Voor het publiek deed het er niet toe. Het genoot van de film en lachte ook om scènes ten koste van de wijk. Kunst en film mogen immers prikkelen, zei VVD-cultuurwethouder Stephanie ter Borg eerder die avond al. Die opvatting biedt een vrijheid die niet alleen Frenken benut. In zijn film interviewt hij kunstenaar Hans Wilschut die voor de gemeente de nieuwe beelden zou fotograferen. Maar, liever ging hij de rafelrandjes van de wijk in beeld brengen. Frenken filmt Wilschut bij een tuintje. "Truttig," zegt Wilschut - en het publiek lacht. Een foto van het tuintje bewerkte hij digitaal tot een van de surrealistische avondfoto's die zijn oeuvre kenmerken. De opdrachtgevers respecteerden zijn autonomie en lieten een tweede fotograaf de sculpturen fotograferen voor het boek, zodat daar nu twee mooie beeldessays in staan. Alles voor de kunst.
"Kunst hoeft niet mooi te zijn," voegde Ter Borg nog toe, "het mag ontroeren, tot nadenken stemmen." Net als de burgemeester roemde ook zij de waarden waar kunst vorige eeuw voor vocht: vrijheid, eigenzinnigheid, een kritische blik. Maar, zijn het wel de kunstenaars die zich openstellen en kritisch zijn? Of houden ze door hun eigen woonwensen en opvattingen juist vast aan bestaande vooroordelen waardoor ze niet voorbij de bouwmarktschuttingen kunnen kijken?
Het kunstenplan in Carnisselande is in de gemeente zelf ontwikkeld, zonder allianties met kunstinstellingen. Dat is een groot verschil met Leidsche Rijn, de Utrechtse Vinexwijk die een voorbeeldfunctie had moeten krijgen voor kunst in de 21e eeuw. Toen daar drie jaar geleden een kunstenplan werd afgerond, ontstond een relletje. Omwonenden hadden moeite met een bronzen beeldengroep van autowrakken die een barricade uit oorlogsgebieden voorstelde. Ook daar verscheen een publicatie, conceptualistischer vormgegeven dan het kleurrijke koffietafelboek dat de gemeente Barendrecht woensdag uitdeelde. Ook Leidsche Rijn had een beeldenpark, maar vooral had het denktanks en tijdelijke projecten - waaronder een onbegrijpelijke expositie door De Appel en een buitententoonstelling, net buiten de wijk, over experimenteel wonen. En dat voor een wijk waar mensen zich net hadden gesetteld in een huisje met tuintje.
Het probleem in Leidsche Rijn was duidelijk. De kunstenaars en de betrokkenen uit de kunstwereld haalden hun neus voor deze wijk op. Het idee van wonen werd via denktanks tot abstracte niveaus getild - over verstedelijking, interventies, maakbaarheid - zodat het filosofisch leek, en de kunstenaars het gevoel hadden dat ze de plaatselijke kleinburgerlijkheid via conceptuele hoogtes overstegen.
En dat gevoel jeukt ook een beetje bij andere opdrachtsituaties, ook Carnisselande. De kern van kunst zou interesse moeten zijn. Als kunstenaars zo vasthouden aan vooroordelen en twintigste-eeuwse dogma's, dan is het duidelijk wie hier kleinburgerlijk zijn. Is dat erg? Carnisselande is hoe dan ook een bijzonder beeldenpark rijker. Want ja, zelfs zonder interesse kunnen sommige kunstenaars mooie resultaten neerzetten. En anderen spiegels voorhouden. Als ze er zelf maar niet in hoeven kijken.
|