Vroege videokunst stond met de rug naar het publiek
(NRC Handelsblad, 11 september 2010)
In december 2006 werd winkelend publiek in Gouda geconfronteerd met een meditatief kunstwerk. Net voorbij alle kerstetalages was een grachtenpandje omgetoverd tot filmscherm. Shots van kaarsen, boeddhabeelden en water werden geprojecteerd. December draait om spiritualiteit, was de moraal, niet om consumptie. Maar vooral liet deze videoinstallatie van kunstenaarsduo Stansfield/Hooykaas zien hoe goed videokunst in de openbare ruimte kan functioneren. En ook dat dat kan zonder hijgerig mee te concurreren met het visuele spektakel van een stad vol winkeldrukte.
Een registratie van deze video is opnieuw in Gouda te zien, zij het een paar deuren verder, op een monitor in Museum Gouda. Daar opende zondag een groot retrospectief van Stansfield/Hooykaas. Drie installaties en een videotape uit de museumcollectie zijn aangevuld met bruiklenen van onder meer het Stedelijk Museum Amsterdam. Ook is een dvd-compilatie verschenen en een loodzwaar naslagwerk, en morgen opent in de Schiedamse KetelFactory een presentatie met recenter werk. Het is een beladen overzicht, omdat dit de eerste terugblik is sinds Elsa Stansfield in 2004 plotseling overleed. Sindsdien houdt Madelon Hooykaas haar herinnering levend, door onder hun beider naam verder te werken. In de KetelFactory exposeert ze fotoportretjes van hun beiden en werken over de natuur - ze deelden een geloof in de eenheid van mens en kosmos.
Gerard de Kleijn, die op 1 oktober Ranti Tjan opvolgt als directeur van Museum Gouda, had geen boodschap aan feestelijkheid. Hij speechte zondag uitsluitend over de onheilspellende toekomst van de kunstsector. Hoe de kabinetsformatie ook uitpakt, De Kleijn rekent alvast op bezuinigingen van tien à twintig procent. Wat dat voor zijn beleid betekent, moet nog blijken. Volgens PR-medewerker Carina Blokzijl trekken juist kunsttentoonstellingen de afgelopen jaren veel bezoek.
Met Stansfield/Hooykaas heeft het museum alvast klinkende namen gestrikt. Door hun pionierswerk in de videokunst maakte het duo vanaf de jaren zeventig furore in de internationale kunstwereld. De Schotse Stansfield en de Nederlandse Hooykaas ontmoetten elkaar eind jaren zestig maar waren te druk met reizen en televisiewerk om af te spreken. Toen Stansfield in een harem in Dubai ging filmen, wilde ze Hooykaas uitnodigen, maar die bleek onbereikbaar in een Japans klooster te wonen. In 1972 vonden ze elkaar eindelijk, wat leidde tot een samenwerking voor het leven. Met meditatieve beelden in de zo technische videokunst combineerden ze natuur en fysica. Beeldschermpjes die lavastromen tonen, monteerden ze in harde stenen. Een minitelevisie in een metalen ton laat wind, water en lucht zien. Röntgenfoto's en schaduwen werden aangevuld met restgeluiden uit de kosmos, die nu door de tentoonstellingszalen zoemen.
Videokunst exposeren levert soms problemen op. Stansfield en Hooykaas maakten al eens mee dat hun installaties werden neergezet op een rood tapijtje, of op een aangeharkt Japans tuintje - ook best zen, moet de curator in een creatieve bui gedacht hebben. Zulke missers zijn uitgesloten in Gouda en Schiedam, waar Hooykaas toezag op een sobere presentatie. Het probleem nu is de techniek. "Alles doet het, voor nu." zegt curator Hans Vogels in Gouda. "Hopen dat dat zo blijft." Videokunst die in de jaren zeventig hypermodern was, is nu zo verouderd dat behoud soms onmogelijk lijkt. Het museum wist nog een oude U-matic-speler te bemachtigen. Maar als een beeldbuis het begeeft, bestaan vervangende onderdelen niet meer. Dat musea deze werken toch durfden uitlenen, is een klein wonder.
Maar niet alleen de techniek is veranderd. De videokunst die het nu goed doet op festivals, vj-feesten en in de openbare ruimte is niet te vergelijken met vroege videokunst - zoals die Stansfield/Hooykaas. Je moet zelfs erg goed ingevoerd zijn in de kunst, wil je houden van die schokkerige beelden op zwart-witte televisies. Het is te vergelijken met jazzmuziek. De swingende jazzvariaties van nu hadden nooit bestaan zonder de improvisaties van jazzmusici die vroeger optraden met de rug, letterlijk, naar het publiek toe. In Shadow Pictures (1986) deden Stansfield/Hooykaas net zoiets: dit videowerk is door een grijze omkapping bijna onzichtbaar.
In de jaren zeventig was veel werk te verzetten. De nog prille videokunst moest een eigen beeldtaal krijgen, niet zoiets gemakzuchtigs als wat je op televisie zag. Abstracties van collectieve beelden - journaal, natuur - moesten appelleren aan het individuele geheugen. Macro- en microkosmos. Maar appelleren werkt beter met verleiding. Dat blijkt ook in dit retrospectief, waar de recente werken de echte meesterwerken zijn. Het beste is Day for Night IV uit 2004. Op groot formaat - net als drie jaar geleden aan de gracht - volgen sferische beelden elkaar op. Omlijst met zachte muziek, betoveren natuurfoto's en speelfilmfragmenten de verduisterde zaal. De snelheid maakt elk beeld relatief, wat een meditatieve rust oplevert. Wat een geluk dat videokunst de pioniersfase voorbij is.
Tentoonstellingen: Revealing the Invisible t/m 31 oktober 2010 in Museum Gouda, Achter de Kerk 14, Gouda. Wo-vr 10-17u, za-zo 12-17u. Inl.: 0182 331000 / www.museumgouda.nl; 10 september t/m 31 oktober 2010 in de KetelFactory, Hoofdstraat 44, Schiedam. Vr-zo 13-17u. Inl.: 010 4738123 / www.ketelfactory.nl (foto Ketelfactory: Mount Analogue)
|