Roman Opalka (1931-2011): Van het cijfer één tot oneindigheid
(NRC Handelsblad, 8 augustus 2011)
''Het probleem is dat we bestaan, en over een tijd niet meer bestaan.' Zo lichtte de Pools-Franse kunstenaar Roman Opalka zijn levenswerk toe dat hij was gestart in 1965: hij was begonnen met tellen, vanaf één, tot ergens in de toekomst. De getallen schilderde hij op doek, van linksboven naar rechtsonder. Hij werkte in keurige horizontale rijen, alsof hij meer een saaie boekhouder dan kunstenaar was. Elk nieuw schilderij in deze reeks noemde hij een 'detail' en ging verder waar de vorige was opgehouden. Hij heeft hier tot zijn dood, zesenveertig jaar, aan gewerkt.
Opalka's leven was ruim dertig jaar eerder begonnen, in Frankrijk. Daar werd hij geboren uit Poolse ouders. Het gezin verhuisde later terug naar Polen, werd tijdens de Tweede Wereldoorlog gedeporteerd naar Duitsland en vestigde zich na de bevrijding weer in Frankrijk. Roman besloot een kunstenaarscarrière te starten in Warschau te vestigen. Daar doorliep hij in de jaren vijftig de kunstacademie, waarna hij zich als schilder ontworstelde aan de figuratieve schildertradities. Toen al bleek zijn vermogen om zich vast te bijten in een onderwerp: in 1959 startte hij een reeks witte schilderijen waar hij vier jaar aan werkte. In 1965 bekeerde hij zich tot zijn magnum opus: OPALKA 1965/1 – ∞, oftewel van één tot oneindigheid.
Zo sereen als Opalka's werk was, zo veel tumultueuzer was zijn leven, eeuwig schipperend tussen Polen en Frankrijk, met intermezzo's in Berlijn en New York. In de jaren zestig stond hij in contact met de kunstbewegingen van Polen en daarbuiten. Zijn werk viel op. Hij kreeg Poolse en internationale prijzen en exposeerde op biënnales en in de grote musea. Hoewel hij zijn serie één kunstwerk zag, waren de 'details' wel los te koop. Zijn werk is opgenomen in het Centre Pompidou in Parijs, in het Moma in New York. In Nederland is het werk vertegenwoordigd in onder meer Museum Boijmans Van Beuningen.
Opalka was een kind van zijn tijd. Zijn werk is verwant aan dat van On Kawara, die net zo obsessief dagelijks de datum van die dag ging schilderen – ook voor de rest van zijn leven. In de jaren vonden velen dat kunst belangrijker was dan de persoonlijke schoonheidsbeleving van een kunstenaar. Tijd, Opalka's thema, ontsteeg zoiets als persoonsgebonden smaak en ook het formaat van zijn doeken had daar niets mee te maken: ze waren zo gekozen dat ze nog net door de deur pasten van zijn atelier.
In 1977 verhuisde hij naar Frankrijk, maar op zijn werk was die verandering niet van invloed. Sinds 1970 maakte hij enkel nog cijferschilderijen. Daarbij was hij begonnen om de cijfers in te spreken op een bandrecorder, in het Pools, en aan het eind van de dag fotografeerde hij zichzelf voor het nieuwste werk. Die al even expressieloze zelfportretten werden een parallelle serie. De enige verandering die optrad in de serie, ontstond doordat hij een keer besloot om langzaamaan de witte achtergrond telkens een toefje donkerder te maken, en de zwarte letterverf telkens iets lichter. Had hij eeuwig geleefd, dan zou hij hierdoor uiteindelijk bij bijna acht miljoen tellen weer wit op wit hebben geschilderd: een soort dood van de serie.
Maar Opalka's werk ging er natuurlijk juist over dat niemand het eeuwige leven heeft. Toen hij afgelopen zondag stierf, was hij tot bijna zes miljoen tellen gekomen. Op een vakantie in Italië was hij ziek geworden, waarna hij overleed in een ziekenhuis, kort voor zijn tachtigste verjaardag die gevierd zou worden met verschillende jubileumtentoonstellingen. Het laatste cijfer dat hij schilderde was een acht.

|