Fernando Sanchez Castillo is tegen dictatuur
(NRC Handelsblad, 23 december 2006)
Fernando Sánchez Castillo is boos. Het moment dat je zijn
tentoonstelling in Schiedam binnenstapt, zie je dat. Het is een
politieke boosheid, ook dat is meteen duidelijk. De eerste zaal
is gevuld met enorme buitenbeelden van leeuwen, ruiters, en de kop
van een despoot. Ze zijn van hun sokkels gesleept met ketenen die
nog om de brokstukken liggen. Sánchez wil afrekenen met het
fascistische verleden van zijn vaderland Spanje en ander machtsvertoon.
Hij noemt zijn werk een wraakoefening op alle dictaturen.
Ook in de volgende drie zalen voert Sánchez symbolen van
totalitarisme ten tonele, om die vervolgens omver te halen. In een
film wordt de kop van een standbeeld eindeloos door het slijk gehaald,
achter een auto meegesleept, door piesende honden en brandende fakkels
belaagd. Verderop exposeert hij een kopie van een bronzen adelaar
van de laatste Duitse keizer. Het waarom licht hij toe op uitgebreide
bijschriften. Dat is vaker een kenmerk van politiek geëngageerde
kunstenaars: sommigen zijn liever overduidelijk dan dat ze vertrouwen
op de overtuigingskracht van het beeld.
Op kunststrategieën van dictaturen rust nog steeds een taboe.
Dat bleek eerder dit jaar bij de tentoonstelling van nazi-beeldhouwer
Arno Breker in Duitsland, die veel controverse opleverde. Nazi-kunst
ligt permanent opgeslagen in depots, ver weg van het publiek. Alles
over het nazisme en andere dictaturen mag, nee moet, verteld worden
aan het nageslacht. Maar de kunst blijft verborgen. Betekent dat
dat kunst machtiger is dan geschiedschrijving? Een Griekse god in
lederhosen, worden we daar behalve giechelig ook fascistisch van?
Als dat zo is, kan een onderzoek als dat van Sánchez interessante
antwoorden opleveren over de macht van het beeld en dus over kunst.
Toch is de beeldende kracht van Sánchez' werk, behalve in
de eerste zaal, niet groot. Een filmisch tweeluik toont een paard
in een universiteitsgebouw en een regen van knikkers. Het is niet
mooi, niet poëtisch, niet helder. Het bordje vertelt dat Franco
in 1968 vlakbij een legerbasis een universiteit liet bouwen met
deuren waar militairen te paard doorheen konden. Toen een inval
kwam, strooiden de studenten knikkers over de trappen zodat de paarden
vielen. Interessant verhaal, matige film, want ook dit communiceert
onvoldoende zonder tekstbordje.
Uiteindelijk richt Sánchez zich minder op visuele strategieën
van machtsvertoon dan op woede. Hij deelt de woede van een volk
dat koppen wil zien rollen: liefst die van de hoogste en bekendste
beelden. Het lijkt bijna een fallische benadering: het staat hoog
op een sokkel en dat maakt het intimiderend. Is dat alles? Dan had
Brekers kunst ook best getoond mogen worden.
"Kunst en literatuur zijn de tandwielen van de revolutie,"
zei Mao ooit. "Schoonheid is niet genoeg, je hebt macht nodig,"
zei zijn vrouw die de staatsopera leidde. Maar als de macht gebroken
is, waarom blijft de kunst dan aanstootgevend? Is het de associatie
met het kwaad, de opdringerigheid in de openbare ruimte, of heeft
kunst een kracht die zo overtuigend is dat ze gevaarlijker wordt
geacht dan geschiedschrijving? Als Sánchez hierop in was
gegaan, had hij ons kunnen vertellen wat de impact van een beeld
kan zijn. Dat doet hij niet - omdat hij dat niet kan en omdat hij
dat niet wil. Zijn boodschap is niet beeldend maar politiek: hij
is tegen dictatuur. Dat zijn we allemaal.

Tentoonstelling: Fernando Sánchez Castillo 'Ieder het zijne',
t/m 11 februari in het Stedelijk Museum Schiedam, Hoogstraat 112
Schiedam. Di - zo 10 - 17u, gesloten op 25 december en 1 januari.
Inl.: 010 - 246 3666 / www.stedelijkmuseumschiedam.nl
|