De nieuwste electronicasnufjes als sokkels voor sculpturen
(NRC Handelsblad, 10 september 2013)
Wat zijn smartphones toch mooi. En tablets. En laptops. Totdat je ze gaat gebruiken dan, de touchscreens vettig worden en ze in een mum van tijd tweedehands lijken. Het beste is om ze niet te gebruiken, of, zoals kunstenaar David Jablonowski doet, ze tot kunstsokkel te verheffen. In zijn solotentoonstelling in het Haags Gemeentemuseum steekt zo'n gloednieuwe tablet uit de muur, met daarop een abstracte sculptuur van net zulk high tech kunststof. Het ensemble van massageproduceerde materialen glanst prachtig en onbepoteld. Net zoals de electronicareclames ons beloven.
Maar die verleidelijkheid is betrekkelijk: de volgende computermodes zullen dit werk, althans de sokkel ervan, snel inhalen. Jablonowski integreert graag de nieuwste electronicasnufjes in zijn abstracte installaties, tussen zowel industriële metalen als oude stenen en specerijen. Daarop projecteert hij mediabeelden die te maken hebben met electronica, productie, communicatie, internet. Soms buitelen screenshots over elkaar in stroboscoopachtige effecten - niet geschikt voor epileptici. Echte materialen en kleuren zet hij naast die van fictieve computerbeelden. Het is de vraag hoe we over tien jaar tegen zijn werk aankijken: hopeloos verouderd? Of wordt het dan juist sterker, als een vanitasboodschap, omdat die luxueuze flatscreens en tablets hun aantrekkelijkheid kwijt zijn?
Jablonowski's tentoonstelling bijt het spits af van een samenwerking tussen het Gemeentemuseum en De Ateliers, de postdoctorale opleiding waar afgestudeerde kunstenaars zich vooral theoretisch verdiepen. Drie jaar lang geeft het Gemeentemuseum een eerste museale solotentoonstelling voor een kunstenaar die De Ateliers heeft doorlopen - elk najaar een.
Jablonowski (Bochum 1982) bevestigt het beeld dat De Ateliers kunstenaars oplevert met een conceptuele kijk op de wereld. Hij bouwt met geometrische vlakken en blokken zoals een beeldhouwer dat doet, en combineert ze met schokkerige filmpjes van internetbeelden zoals een theoreticus zich verdiept. Zo combineert hij twee tijdperken. Want behalve in de Mediamarkt is hij ook op zijn plek in dit Gemeentemuseum met al zijn historie. Zijn werk heeft iets weg van zowel De Stijl als van de Zero-beweging uit de jaren zestig, nu ook in een expositie in het museum te zien. Ook in die jaren heerste een materiaalliefde, van Gunther Uecker voor spijkers, van Manzoni voor glaswol, van Yves Klein voor goudfolie. Die kunstgeschiedenissen echoën vooral door in de zaalvullende installatie Prosumer, die Jablonowski voor deze gelegenheid ontwierp: een geometrische stapeling van liggende marmerplaten, hangende plastics en staande staalobjecten. De videoprojecties en geluidsfragmenten die hierdoorheen glinsteren en galmen geven het geheel een bijna sacrale uitstraling - museumwaardig.
Maar er zijn verschillen. De Stijl dacht met geometrische harmonieën een betere wereld te kunnen ontwerpen, Zero viel voor de schoonheid van licht en het alledaagse. Jablonowski is geliefd in kunstkringen om hoe hij beeldhouwkunstige tradities samenbrengt met een fascinatie voor de wereld van nu. Maar in deze tentoonstelling slaagt hij er niet in om zijn fascinaties en conclusies aannemelijk of doorzichtig te maken. De museumbezoeker moet maar net zo geroerd raken door materialen als hij, of begrijpen waarom hij een zeventiende-eeuws klavecimbel tussen zijn sculpturen neerzet.
Zodoende heeft zijn tentoonstelling toch iets onbevredigends, het blijft steriel en in zichzelf gekeerd. Het voornaamste dat daar tegenin te brengen is, is hoe hij een gevoel overbrengt van een ongenaakbare, bijna vijandige schoonheid, van reclames en media die ons omringen en een luxueus gedesignd leven beloven. Daarin slagen zijn combinaties van electronica en museumkunst. Want eigenlijk verschillen die twee niet zo gek veel van elkaar.

Tentoonstelling: David Jablonowski Prosumer, t/m 3 november 2013 in het Haags Gemeentemuseum, Stadhouderslaan 41, Den Haag. Di-zo 11-17u. www.gemeentemuseum.nl |