Niets is minimaal, alles is lang, veel en
hard
(H Art, 3 maart 2016)
Het zijn geen honderden knuffelbeesten in de tentoonstelling van
Charlemagne Palestine, eerder moeten het er duizenden zijn. Een
onwaarschijnlijke verzameling pluche beren, kikkers, vogels, smurfen
vult alle hoeken van de tentoonstelling van deze performer, geluids-
en beeldend kunstenaar die zichzelf 'maximalist' noemt. Inderdaad
is zijn tentoonstelling met maximale middelen aangepakt: overal
synthesizers, gordijnen, stoffen, netten met ballen en natuurlijk
knuffels. Ze hangen in parachutes aan het plafond, in koffers aan
de muur, ze zijn systematisch op rekken gestapeld die zo grote zachte
scheidingswanden vormen. Maar fris als in een speelgoedwinkel is
het bepaald niet. De knuffels zien er smoezelig en afgedankt uit.
Net zoals mensen een glas als halfvol of halfleeg beschouwen, kun
je ook deze expositie zien als een feest van uitbundigheid
zo zullen kinderen het zien maar net zo goed als een kerkhof
voor knuffels.
Wat zou Palestine himself ervan denken? Vermoedelijk allebei. Maar
ook kiest hij een derde betekenis: een spirituele. De knuffelbeesten
zijn voor hem totems, afgodsbeelden. Veel teddyberen naait hij met
de ruggen aan elkaar tot heilige drie-eenheden, hoewel dan ook voorzien
van kleurige genitaliën in glansstoffen. De teddybeergod, dat
klinkt net zo absurd als het Pastafarianisme: de religie die gelooft
in de God van de spaghetti met gehaktballen. Zoals het Pastafarianisme
een daad is tegen dogmatische religies, is ook Palestine iemand
die graag rebelleert. Dat maakt de tentoonstelling soms knap grimmig.
Op een van zijn performancevideo's uit de jaren zeventig, is hij
te zien als hij tegen een muur leunt, rookt, zich als buikspreker
verschuilt achter knuffelbeesten, om steeds meer de interviewer
te intimideren, te bedreigen, tot zelfs een mes tevoorschijn komt.
Dan zijn speelgoedwinkels toch een stuk veiliger.
Provoceren doet Palestine al sinds jaar en dag. In 1947 werd hij
geboren in New York waardoor hij zich in de jaren zestig vanzelf
bevond in het mondiale epicentrum van de nieuwe performancekunst,
body art, conceptuele kunst. Hij deed gauw volop mee en was een
flamboyante verschijning nu nog die tegen schenen
schopte van vooral minimalisten. Bij Palestine is niets minimaal,
alles is lang en veel en hard. Vroege performancevideo's tonen de
kunstenaar halfnaakt, in ritueel uitziende bewegingen en houdingen
zingend: van Joodse komaf haalt hij inspiratie uit Klezmermuziek
en uit het urenlange zingen op de Sabbat uit zijn jeugd. Op de performancevideo's
gaat een ritueel wiegen over in zich op de borst slaan, of op de
knieën, lopend, rennend, tot hij zich tegen de muren werpt
of zingend ineenzakt, waarna zijn stemgeluid als één
toon door de tentoonstellingsruimte heen draagt, passend bij een
trancegevoel waarin een teddybeer best een god kan zijn.
Al deze gekte levert een intrigerende tentoonstelling op die ook
twijfels oproept: waarom wil hij nou precies al die grenzen oprekken?
Wat wil hij doen met de ruimte die daardoor ontstaat? Enkel zichzelf
neerzetten en provoceren? Want de expositie is een soort egodocument
al is het ook zo dat jongere generaties muzikanten Sonic Youth en
Nick Cave hem als inspiratiebron noemen en in de kunst kun je verwantschap
zien met Ugo Rondinone en Paul McCarthy, ongeacht wie nou wie heeft
beïnvloed.
Palestine heeft bijgedragen aan de performancekunst, al zou dat
in de expositie overtuigender overkomen als het religieuze gevoel
meer voelbaar was in de installaties. Misschien werkt dat beter
bij zijn performances, waarin hij in het verleden nog wel eens zo
in trance raakte dat hij doorging tot zijn vingers bloedsporen op
de piano achterlieten. Nog altijd treedt hij op als excentrieke
verschijning, met hoedjes en sjaals en bravoure. Vorig jaar was
hij al eens te gast in Rotterdam waar hij een nagenoeg onmogelijk
orgel bespeelde wat niet werkt met tonen maar de lengte van de aanslag
of zoiets en een héél lang optreden
gaf waar hij zelf in op ging. Ook deze tentoonstelling heeft een
rijk versierde piano staan tussen de God-beren. Maar ook als hij
er niet is weerklinkt er van alles: synthesizerklanken, gezang uit
de video's, gezoem van boxen waar platen op staan met speelmaïs
(voor de volwassenen onder u: kleurige zelfklevende bouwstenen)
die liggen te trillen. Zo vult hij, zelfs als hij er niet is, de
ruimtes met beweging en geluid om geluid tot sculptuur maken: fysiek
voelbaar, resonerend, doordringend tot in ieders vezels. Of zoals
hij zelf zegt: een maximalist. Daarmee is niets te veel gezegd.
Tentoonstelling: Charlemagne Palestine, GesammttkkunnsttMeshuggahhLaandtttt,
tot en met 1 mei 2016 in Witte de With, Witte de Withstraat 50,
Rotterdam, NL. Open dinsdag zondag 11.00 18.00. www.wdw.nl
(foto via Witte de With, zaalaanzicht Aad Hoogendoorn)
|