Kunst vol conflicten
(AMC Magazine, oktober 2014)
Wie strak voor zich uit kijkt in het dagelijks leven zal het niet
meteen opvallen, maar wie de blik iets verder - of eigenlijk: hoger
- legt, zal zien dat in een van de gangen van het AMC een sculptuur
opstijgt. Voorbij het centrale plein hangt aan kabels gespannen
een veelkleurig object dat wel figuratieve aanknopingspunten heeft,
zoals een fietswiel, maar verder totaal abstract is en de interpretatie
aan de kijker laat - dynamisch, vrijgevochten, reikhalzend? Dat
loslaten van een directe uitleg is belangrijk voor de maker ervan,
de kunstenaar Alphons Freijmuth (Haarlem, 1940). Hij was toen al
bekend om zijn woest figuratieve schilderkunst, maar uitte ook ooit
het verlangen om zoveel mogelijk stijlvormen te beoefenen. Het bouwen
van een zwevende sculptuur kon hij vanaf 1983 van zijn verlanglijst
afvinken. Toen kreeg hij opdracht om in het AMC een object te ontwerpen,
die sindsdien met de ontwerpschetsen samen wordt geëxposeerd.
Aanleiding voor de opdracht was de toenmalige nieuwbouw van het
ziekenhuis. Vijf kunstenaars werd gevraagd om voor de lichthoven
ervan kunst te ontwerpen, vanuit de Rijkspercentageregeling voor
kunst: bij bouwprojecten reserveerde het Rijk ongeveer een procent
van de bouwsom voor kunst. Freijmuth was een van de vijf. Het AMC
had al werk in de collectie van hem en liet hem interviewen voor
de toenmalige nieuwsbrief. "Hard, hoekig en achterdochtig," typeert
de interviewer de kunstenaar, "Net als zijn zelfportretten." Freijmuth
toont er een aan de journalist, met één oog groot en één oog klein,
de strakke verbeten mond en aan de onderzijde een stuk touw. "Daar
kun je je mee ophangen."
Bravoure
Freijmuth had een weerbarstige natuur en maakte een kunst vol conflicten.
Ook deze contrastrijk uitziende sculptuur, getiteld 'Zweven tussen
de afstand van de plaats in de tijd', die dertigduizend gulden kostte
en dat Freijmuth ter plekke bouwde als 'visuele en emotionele bepaling
van de ruimte'. Hij assembleerde het uit schilderachtige vormcontrasten
van vitaal gespannen onderdelen. Net als in zijn woeste schilderijen
heeft het een scheef perspectief maar hier vormt het een opstijgende
beweging, wat de een zal uitleggen als elegantie, de ander als vechtlust
van een kunstwerk dat rukt aan zijn kabels alsof het ketenen zijn.
Buizen en karton en een fietswiel heeft hij ingelijfd in een schilderachtigheid
met bravoure en eigenzinnigheid - eigenschappen waarmee je het hele
oeuvre van Freijmuth kunt typeren.
Twintig jaar eerder was hij begonnen met schilderen. Op zijn vijftiende
wist hij dat hij kunstenaar wilde worden en dankzij een baan als
dameskapper kon hij zich in 1963 inschrijven aan de Rijksacademie
in Amsterdam. "Ik heb een vastbesloten karakter," zegt hij daarover
aan de telefoon. "Ik heb me echt de kunst in geknipt." De Rijksacademie
typeerde hij nadien als 'een grote luchtballon' - "Gipskoppen natekenen
en dat soort onzin" - want zelf wil hij iets verbeelden voorbij
de zichtbare werkelijkheid, universele emoties als angst en isolement.
Zijn expressionistische stijl gaat niet over zijn eigen driften,
het toont vormcontrasten als symbolen van een diepe menselijkheid.
Want aangezien de mens een vat vol tegenstrijdigheden is, is zijn
kunst dat ook. Botsende kleuren en hartstochten verbeeldt hij met
wegschietende lijnen en scheve perspectieven. "Het spookt in zijn
werk," zal kunstcriticus Ed Wingen later zeggen.
Freijmuths werk viel in de jaren zestig al op waarna het werd gerekend
tot 'De Nieuwe Figuratie', een noemer voor uiteenlopende kunstenaars
zoals Raveel en Lucassen die geen zin meer hadden in abstracte kunst.
Tentoonstellingen volgden, musea kochten zijn werk aan. "Het is
geen eer voor mij maar voor het Stedelijk," kopte een artikel een
uitspraak van Freijmuth als deze in 1979 er een solotentoonstelling
krijgt. Die expositie voelde als genoegdoening richting de heersende
conceptuele kunst, waar je volgens hem altijd eerst moet denken
en dan pas mag voelen.
'Likkepotwerk'
In de jaren tachtig ging hij ruimtelijk werk maken, met aandacht
voor metafysica. Allerlei materialen waren geoorloofd: brons, metaal,
hout, keramiek, steen. Dat veranderde de betekenis van zijn werk,
fysieker, echter. In die lijn past het object dat hij maakte voor
het AMC. Dat is geen nieuwe figuratie meer te noemen: het verbeeldt
niet een object, het ís een object, met een fietswiel als een figuratief
aanknopingspunt, maar verder abstract. Daardoor vormen de delen
ook samen een contrast: alsof het object niet weet of het nu een
kunstwerk moet zijn of iets functioneels, innerlijk door die strijd
verscheurd.
Tegen de interviewer van het AMC in 1984 zei hij over het object
"Dat is zo goed. Werkelijk een Dalí-assemblage waardig" - om meteen
de schilderijen van Dalí als 'likkepotwerk' te relativeren. Toch
is die vergelijking met de surrealist is niet vreemd: hoe surreëel
is het wel niet om in een ziekenhuis zo'n grimmige en flamboyante
sculptuur te hangen. Dat geldt nog steeds, al hangt het niet meer
op zijn oorspronkelijke locatie. Het kwam niet meer tot zijn recht
in de lichthof toen deze vorig jaar door kunstenaar Herman Lamers
werd heringericht en verhuisde naar een gang, waar het zelfs meer
ruimte heeft en daardoor met nog meer verlangen lijkt op te stijgen,
geketend enkel tot staat om te reizen in de verbeelding. Je kunt
er bijvoorbeeld een metafoor in zien voor het ontstijgen van de
gebaande paden. Als je kijkt tenminste. Wie gewoon rechtdoor loopt,
zonder op te kijken, zal dit alles helemaal niet zien.

Dit artikel verscheen in het AMC Magazine van oktober 2014 dat na
te lezen is op issuu.com
(foto: Alphons Freijmuth, Zweven tussen de afstand van de plaats
in de tijd, 1983. Collectie AMC)
|