Een tumultueus jaar in een betonnen jungle
(Rotterdams Dagblad, 21 december 2004)
In het Leidse Prentenkabinet, een goed verstopt museumpje, bevindt
zich een vreemde eend in de bijt. Tussen de kopergravures van klassieke
naakten staat een collage van Paul Citroen: 'Metropolis'. Een opeenstapeling
van foto's van wolkenkrabbers. Het is een oerwoud van beton, een
griezelige maar betoverende jungle van ramen en torens en nog meer
ramen en nog meer torens. De mensen, die wel de hoofdrol vervullen
op veel oudere prenten in het kabinet, ontbreken bij Citroen. Enkel
gebouwen. Een nieuwe tijd was aangebroken in de jaren twintig van
de vorige eeuw, toen hij deze collage maakte, en de confrontatie
met het werk in het Prentenkabinet maakt dat duidelijker dan wat
dan ook.
Citroens visuele voorspelling werd bewaarheid. Zijn fictieve stad
keert in nagenoeg dezelfde compositie terug in foto's die Gyorgy
Lorinczy in 1968 tijdens een reis naar New York maakte. Ook zijn
foto's tonen een eindeloze wereld, waar je niet meer weet tegen
welke verdieping je aan kijkt, hoe ver je boven de grond bent, en
of die torens ooit op zullen houden. Het doet denken aan de vroege
ideeën van Marx, eind jaren zestig razend populair in wereldwijde
hippiekringen. Niet zijn latere politieke oplossingen, maar het
doembeeld dat Marx in de negentiende eeuw beschreef: de mens zou
in de toekomst enkel een anoniem radertje in de industriële
onmenselijke stad zijn. Misschien ook niet, er is geen directe link,
maar als Marx had voorzien dat zijn werk alleen tot vaandelzwaaiend
jodelahitie socialistisch realisme had geleid, dan had hij inderdaad
reden tot somberte in die negentiende eeuw.
Maar who needs Marx als je als Hongaarse fotograaf twee maanden
in New York terecht komt? In het tumultueuze protestjaar 1968 nog
wel? Natuurlijk werd Lorinczy volledig meegezogen in de studentenopstanden,
kunstwereld en hippiebewegingen. Behalve op de architectuur focuste
hij zijn camera op mensen en wat des mens was in die tijd - rokende
kunstenaars, dansende jongeren, seksuele bevrijding, en zomaar wat
mensen genietend van de zon. Maar de mens en de bebouwde anonieme
metropool ontmoeten elkaar nooit in zijn werk, evenmin als in het
Prentenkabinet. Óf het is een glimlach, een geïnspireerd
gesprek, óf die staalharde lijnen van de onmetelijke stad.
Alsof mens en metropool onverenigbaar zijn - toch Marx.
In 1972 had Lorinczy eindelijk een uitgever omgepraat een boek
met zijn foto's uit te geven. Alleen gaf die hem nauwelijks tijd
om de boel goed te ontwikkelen. Dat bracht de kunstenaar tot haastige
maar zeer geslaagde experimenten. Hij haalde enkele negatieven voortijdig
uit het donker, zodat de belichting het zwart en wit omdraaide:
sommige delen van de foto zijn in positief, andere in negatief.
Dat leidt tot een gekke vlakheid en rare kringen die goed past bij
de psychedelische sfeer van zijn foto's, waar ook hij soms collages
van maakte. De negatieven zijn verloren gegaan. De beduimelde, soms
met plakband bijeengehouden afdrukken in het museum zijn het enige
dat resteert. Een fragiele erfenis van een tumultueuze plek en tijd.

Gyorgy Lorinczy, 'New York New York', t/m 16 januari 2005 in het
Nederlands fotomuseum, Witte de Withstraat 63 Rotterdam. Di - zo
11 - 17u. www.nederlandsfotomuseum.nl
(foto: boekomslag New York New York van Gyorgy Lorinczy)
|