Een Polderpicasso in Pernis
(Meent, voorjaar 2012)
"Pernis is een wereld in een wereld (.). Alle verhoudingen zijn anders, alle vormen zijn anders, de tijd lijkt me er ook anders: ben ik per ongeluk al in het jaar 2050 verzeild?" schreef kunstkenner Pierre Janssen in 1960, de hoogtijdagen van de wederopbouw. De wereld veranderde met rappe schreden, zeker in Pernis. Het oude kerkdorpje werd opgeslokt door een ongekend industrielandschap. Adembenemend, vond Janssen.
De aanleiding voor Janssens artikel was uiteraard de kunst. Shell opende dat jaar in Pernis een rubberfabriek, met op de gevel een reuzenmozaïek. Kunstenaar Dick Elffers (1910-1990) had dit werk ontworpen, een combinatie van gestileerde dierfiguren. "De ontwerper van ons gevelreliëf blikt ver in de toekomst," schreef het bedrijfsblad van Shell en ook Janssen prees dit kunstwerk dat een harmonieuze wereld beloofde, waarin cultuur en natuur zouden versmelten. Ruim negen bij vijf meter groot, werd dit bij de onthulling geroemd als grootste keramische buitenwerk in Nederland. De Porceleyne Fles in Delft had het gefabriceerd uit 1.200 stukken, gemonteerd op dertig platen gewapend beton, waardoor het 25 ton zwaar boven de fabriek uittorende, ter meerdere eer en glorie van zowel de industrie als de kunst.
Wederopbouwkunst deed graag aan grote gebaren, passend bij de ambitieuze bouwplannen van die tijd. Een halve gevel decoreren, een heel trapportaal beschilderen? Kunstenaars draaiden er hun hand niet voor om. Toch is een keramisch buitenwerk van deze omvang heel opmerkelijk. Als er iemand was die de gave had om opdrachtgevers tot zoiets buitenissigs te verleiden, dan was het Elffers wel. "Als Dick tijdens een vergadering luisterde naar de opdrachtgever, had hij aan het eind van de vergadering het idee klaar," zou Wim Crouwel later zeggen. "Dan had hij wat zitten schetsen." Elffers was niet alleen zijn gesprekspartners de baas, hij gaf ze het idee dat zijn ontwerp eigenlijk precies was wat ze in gedachten hadden - zelfs als ze dat zelf niet wisten.
En natuurlijk hielp zijn beeldende talent, dat hem een veelzijdig oeuvre en veel prijzen zou opleveren. Geboren en getogen in Rotterdam had hij er al jong de beroemde grafici van zijn tijd ondersteund, waarna hij zich ontwikkelde tot een eigenzinnig grafisch ontwerper, die graag ook andere creatieve beroepen uitprobeerde - schilderen, tekenen. "Eerst komt er nog een wereldoorlog," werd Elffers begin van de crisisjaren dertig door zijn leermeester Jongert voorspeld, "maar daarna breekt een gouden tijd aan voor de monumentale kunst."
Dat was zo. De naoorlogse jaren werden gekenmerkt door gedeelde ambities, waarbij kunstenaars graag al die nieuwbouw wilden versieren met muurschilderingen en reliëfs die eenzelfde optimistisch wereldbeeld uitdroegen. Elffers woonde inmiddels in Amsterdam, nadat het bombardement in 1940 zijn Rotterdamse atelier met al zijn vooroorlogse werk in de as had gelegd. Hij werd lid van architectengroep Opbouw en schreef het boek 'Kleur', om architecten te overtuigen ook andere kleuren te gebruiken dan het gebruikelijke grijs. Zijn eigen creaties waren daar de beste reclame voor. Zijn kleurige en zwierige ontwerpen, met vleugjes Mirò en Picasso, ademden de herwonnen naoorlogse vrijheid. In die energieke stijl schilderde en tekende Elffers dieren en mensen, een wereld vol beweging en harmonie. Het paste bij het heersende toekomstgeloof, waar modernisme en artistieke vooruitgang vanzelf bij hoorden.
Zo ook in Pernis. Elffers stelt in dat werk dat de synthetische industrie in contrast met de wereld van het dier staat. Een kat, een vis, een slang en de kop van een rund vormen samen een Picasso-esk geheel. Elffers koos bewust opvallende tinten - paars-blauw, goud, groen, wit en dieprood - die je op een industrieterrein nooit zou vinden. Zo straalt die kleurenpracht een glorieuze toekomst uit. Toch leek het er vijftig jaar later op dat deze polderpicasso zelf het jaar 2050 niet meer zou meemaken. Een halve eeuw na de wederopbouw was Nederland, en vooral Rotterdam, opnieuw in een bouwput veranderd. Nu niet door een oorlog, maar doordat de wederopbouwarchitectuur niet meer aan de nieuwste eisen voldoet en dus moet wijken. Wederopbouwkunst, wandschilderingen en mozaïeken, zitten zo muurvast dat ze bijna vanzelf met de gebouwen tenonder gaan.
Bijna, maar niet altijd. Wat logistiek en financieel onmogelijk leek, is gelukt: het kunstwerk in Pernis wordt gered. Het Centrum Beeldende Kunst Rotterdam hing op het kantoor een foto op van Elffers meest opmerkelijke buitenkunstwerk, om er elke dag naar te kunnen kijken terwijl het reddingspogingen onderzocht. Het vond een architect die een nieuw cultureel centrum ontwierp in Hoogvliet, ook een wederopbouwgebied. Daar is Elffers werk historisch gezien op zijn plek en kan het zelfs de vele nieuwe bouwplannen wat kleur geven. In mei 2012 wordt Elffers toekomstvisioen daarheen verplaatst, en kan het toch nog uitzien naar het door Pierre Janssen gedroomde jaar 2050. En dan mag de wereld weer voorwaarts, op naar de toekomst!

Verschenen in Meent, het in 2012 gelanceerde tijdschrift over de geschiedenis van Rotterdam:
facebook.com/TijdschriftMeent |