Sixties! gaat over het blije cola-gevoel
(NRC Handelsblad, 27 januari 2007)
Hippies en provo's. Witte fietsen in Amsterdam. Koelkasten en welvaart.
Easy Rider. Elvis Presley. Andy Warhols colaflesjes. Met deze en
nog veel meer beelden begint in Den Haag de tentoonstelling Sixties!:
één grote, nostalgische draaikolk van muziek, polygoonjournaals,
en kunst. Na een muziekclipachtige introductiefilm beland je in
een tentoonstelling waar Pop, Op en Minimal Art door elkaar heen
hangen, tegen muurvullende fotoprints van Vietnamsoldaten en filmsterren.
Tussen de conceptuele kunst zingt een oudere bezoekster mee met
de muziek "I can't get nooo satisfactiooon" en in de Pop
Artzaal staat een vrouw ontzet naar een van de vele mini-jurken
te kijken: "Ik had nog een pet van die stof."
Ja, dat is cru. Die doodgewone pet had een museumstuk kunnen zijn.
Zelfs de Amerikaanse Pop Artkunstenaars, die vaak een achtergrond
in de reclame hadden, durfden niet te dromen dat een museum net
als zij het 'banale' op sokkels zou plaatsen. Want dat doet Sixties!.
Zoals Daan van Golden een LP-hoes achter glas hing, zo laat het
museum de Stones door alle zalen schallen. Zoals Yves Klein een
krant inlijstte, zo blaast het museum krantenfoto's op tot muurvullende
decoratie. Zoals Jim Dine zijn kostuums tot kunst verhief, zo toonde
museumdirecteur Wim van Krimpen laatst op tv een broek van Jimi
Hendrix, met handschoenen aan - "Anders krijg ik ruzie met
mijn modeconservator." De dag erna waren verbijsterde toeschouwers
er getuige van hoe de directeur en een museummedewerker de broek
terug spijkerden aan de muur - zonder handschoenen. Want ach. Het
is maar een broek. De handschoenen en museummuren dienen enkel om
de broek sacraler te doen lijken dan het is. En zo geeft het museum
de tentoonstelling een extra aura.
Deze museale mediashow is een zege voor de Pop Art, maar ongepast
voor veel andere kunst. Er hangen tekeningen van A.R. Penck - die
in het colavrije Oost-Duitsland heimelijk een eigen beeldtaal tekende.
En zeefdrukken van West-Duitser Wolf Vostell tonen Duits oorlogsmaterieel,
ook niet erg luchtig. Vostell las marxistische geschriften over
de ontheemding van de mens in de moderne maatschappij, en dat geldt
voor meer exposanten.
Zelfs Constant, Armando en Asger Jorn zijn vertegenwoordigd, die
nu ook te zien zijn in de situationistische tentoonstelling in het
Utrechtse Centraal Museum. In Utrecht hangen ze vanwege hun kritische
houding tégen de massaconsumptiemaatschappij, in Den Haag
hangen ze in een zalenlange lofzang op diezelfde maatschappij. Dat
laatste wordt in Den Haag niet letterlijk gezegd, maar het blije
colagevoel overheerst zo sterk dat het alle kritische noten wegvaagt.
De veelheid in kunst is niet om nuances aan te geven, maar om het
gevoel van de dynamische sixties te versterken.
Kunsthistorisch wringt de boel dus. Om toch te overtuigen, zet
de tentoonstelling groots in op een verhaal met een kop en staart.
Het begint met sfeervolle mediabeelden, dan volgt een spektakel
aan kunst, en het eindigt met een grijs schilderijtje van Gerhard
Richter uit 1971, als teken dat kunstenaars het turbulente decennium
afsloten door de stilte op te zoeken. The end.
Als epiloog volgt een muziekloos, wit zaaltje met minimalisme van
Donald Judd en Dan Flavin om die overgang naar de stille jaren zeventig
te illustreren. Dat klopt echt niet. Minimalistische kunst hangt
ook in de drukke eerste zaal, op een fotoposter, en de Judd is uit
1964. De kunst is hier erg dienstbaar gemaakt aan een verhaal. En
dat verhaal is knap dubieus. De jaren zestig waren niet eenduidig,
het was kunsthistorisch niet één tijdperk, 1970 was
geen breekpunt, en er was al helemaal geen artistieke rust op komst.
Dit is geen kunst óver de beleveniscultuur, maar kunst áls
beleveniscultuur.

Tentoonstelling: Sixties! t/m 29 april 2007 in het Haags Gemeentemuseum,
Stadhouderslaan 41 Den Haag. Di-zo 11-17u. Inl.: 070 - 3381111 /
www.haagsgemeentemuseum.nl
(foto: Wolf Vostell)
|