Vrijheidsdrang in vette verfstreken
(NRC Handelsblad, 30 april 2016)
Dieprode luchten, lila bergen, gele zonnestralen zo breed als huizen
en dan ineens - boem - gitzwart Berlijn. In de zaal landschappen
in de tentoonstelling over Duits expressionisme in Zwolle hangt
één detonerend doekje: een stadsgezicht van Erich Heckel uit 1911.
Het is zwart en symmetrisch, het perspectief intimiderend als later
bij De Chirico, met in een hoekje nietige mensjes. Wat een somberheid.
Maar daardoor vertelt dit schilderij, net als die zinderende pastorales,
dat Heckel en consorten niet thuis hoorden in de stad. Ze verlangden
naar de natuur. En dat deden ze dusdanig dat hun verlangens de kunstgeschiedenis
zouden helpen vormen.
Het begon allemaal zes jaar eerder. Heckel studeerde nog aan de
Technische Hochschule in Dresden. Daar richtte hij samen met studievrienden
Fritz Bleyl, Ernst-Ludwig Kirchner en Karl Schmidt-Rotluff de schildersgroep
'Die Brücke' (1905-13) op. De titel ontleenden ze aan Nietzsche.
De filosoof pleitte voor bruggen naar de toekomst, en die wilden
zij al schilderend slaan. God was doodverklaard, industrie en verstedelijking
en wetenschap rukten op, het was tijd voor een nieuwe kunst. Ze
kozen dikke kleurtoetsen à la Van Gogh (in plaats van 'Die Brücke'
opperde Emil Nolde 'Van Goghiana' als naam).
Deze wilden zijn nu te zien in een groepstentoonstelling in De Fundatie,
dat zelf enkele solistische parels in de collectie heeft (Pechstein,
Marc) en deze nu in groepsverband tot hun recht laat komen. Tegelijkertijd
toont het Groninger Museum zogeheten 'Nieuwe Wilden', oftewel neo-expressionisten
die rond 1980 in verschillende Duitse steden opnieuw kozen voor
figuratieve kunst, in vette verf. En dat lijkt verdacht veel op
die vroege wilden, die begin 20e eeuw verf gebruikten als uitdrukking
van emotie, een landschap van de ziel.
Voor wie die kleurtoetsen verwart met het impressionisme: fout.
Impressionisme ging 'slechts' over het vangen van licht, en die
andere heersende stroming, Art Nouveau, vonden ze ook al zo'n oppervlakkige
aanstellerij. Nee, Die Brücke zocht een ware wereld. Daarvoor keerden
ze naar de natuur en naar hun eigen innerlijk leven, twee oprechte
oerbronnen. En in dat streven zochten ze medestanders. Zodoende
noemden Brücke-leden zich 'wilden' als handreiking naar de Franse
Fauvisten, en vonden geestverwanten in Nolde en Der Blaue Reiter
(Wassily Kandinsky, Franz Marc, August Macke). In De Fundatie passen
ze prima samen. Naast de golvende lyrische landschappen van Brückeleden
passen dierenscènes van Blaue Reiterleden Marc en Campendonk: paarden
tegen abstracte vlakken om de zichtbare en immateriële wereld te
versmelten.
Dom dom dom vertrokken sommigen toch naar het grootsteedse Berlijn.
Het stadsleven levert in het museum het minst bevredigende zaaltje
op: met houtsnedes van Kirchner, schetsjes van Franz Marc, soms
abstract en soms niet, is het rommelig. In andere werken zie je
meer hart. Zo schilderden ze kerkjes uit de Middeleeuwen, weemoedig
naar toen Duitsland nog een groot rijk was. Ze portretteerden naakten
in landschappen die soms leken op Gauguins Zuidzee, zelfs als Kirchner
enkel de Ostsee schilderde. Freikörperkultur, Übermensch, Duits
rijk - dat klinkt suspect maar dan wel achteraf. Dit alles werd
entartet verklaard. Dat gold zelfs voor Nolde, de enige van hen
die nazi werd.
Brücke, Blaue Reiter, aanverwante - als je wil kun je al dit Duits
expressionisme in één woord samenvatten: vrijheidsdrang. Die groeperingen
bloeiden kort maar hevig, tot in 1914 de oorlog uitbrak die door
verschillende kunstenaars met gejuich werd ontvangen. Oorlog, fijn,
dat beloofde een korte afrekening met de oude wereld te worden met
daarna een frisse start.
Maar oorlog is geen Jif, het maakt vuil en kapot. Marc en Macke
dienden vrijwillig in het leger en sneuvelden al snel. Anderen raakten
getraumatiseerd of gedesillusioneerd. De groepen vielen uiteen,
veel wilden gingen alsnog op het geliefde platteland verder schilderen.
Toen kwam nog een oorlog en daarna zette het expressionisme een
golfbeweging in gang. De Tweede Wereldoorlog ontlokte abstract expressionisme,
onlangs bloeiden neo-neo-varianten als de Neue Leipziger Schule,
en daartussen rond 1980 de 'Nieuwe Wilden'. Bezoek beide exposities
in Zwolle en in Groningen, is de boodschap, en je ziet hoe het expressionisme
in de 20e eeuw twee keer tot een uitbarsting kwam.
Hoe pakt die vergelijking uit? Nou, schildertechnisch winnen de
'oude' wilden (au, die term zou ze pijn doen) maar die vergelijking
gaat mank. Want ook bij de Nieuwe Wilden moesten heilige huisjes
om en daar was technisch kunnen er een van, schoonheid een tweede.
Deze beweging ontstond eind jaren zeventig in verschillende Duitse
steden, onder meer uit de punk en het uitgaansleven. En zoals een
punknummer in één à twee minuten af moest zijn, moest ook schilderen
rap. Veel van deze schilders waren muzikanten en zetten het uitgaansleven
direct om in woeste verfstrepen - óók bevrijding. De ironie is natuurlijk
dat deze expressionisten de vrijheid niet zochten in de natuur maar
juist in het destijds gevreesde tegendeel, de metropool.
En wat ze daar deden was afrekenen met de goede smaak. Een greep
uit de titels: 'Baksteenneger', 'Gouden man slaat sloerie', 'Dood
aan een gewone slurfkever' (een legerhelikopter, geen kever te bekennen).
'KaDeWe' oftewel warenhuis Kaufhaus des Westens heet een gigaschilderij
van Luciano Castelli en stripper-schilder Salomé, van naakte mannenlijven
opgehangen als varkens aan de haak. Het hangt in de grote zaal in
het museum die, net als een van de twee hoofdzalen in de Fundatie,
gewijd is aan de mens. Hier geen baadsters, maar een orgie, een
dansende meute, mannen onder een douche van Rainer Fetting wat doet
denken aan zowel dark rooms als gaskamers. Geen taboe werd geschuwd,
ook hakenkruizen en een naakte Hitler werden in vette verf neergekwast.
Vooruit, ze wilden slecht schilderen en slaagden daarin - wat ze
zelf als compliment zullen opvatten. En dat is het... ten dele.
Want al is het rauw, fysiek, hedonistisch, zijn sommige werken vooral
provocaties. Maar Bad Painting is here to stay, en onder die nonchalance
schuilt vaak echt talent - Martin Kippenberger was een blijver,
Bernd Zimmer en Bettina Semmer blijken grandioos. En hé, is dat
Van Gogh? Ja, op een prachtig schilderij van Fetting, al lijkt hij
daar hard uit weg te rennen. Waarschijnlijk holt naar de Fundatie,
waar zijn vrijheidsbehoefte past in een breed gedragen verlangen
naar een betere wereld.
Want uiteindelijk gaapt er een kloof tussen beide exposities. Vrijheid
van expressie en van meningsuiting was bij de klassieke Wilden ideologisch,
bedoeld om je vanuit een maatschappelijke betrokkenheid uit te spreken.
Veel Nieuwe Wilden daarentegen vierden een persoonlijke vrijheid
en hesen zichzelf op het doek, de toeschouwer wellustig uitdagend.
Dat verschil geeft deze dubbeltentoonstelling een zeer relevante
boodschap.

'Wilden' t/m 18 september in Museum De Fundatie, Blijmarkt 20, Zwolle.
Di-zo 11-17u. www.museumdefundatie.nl;
'Nieuwe Wilden' t/m 23 oktober in het Groninger Museum, Museumeiland
1, Groningen. Di-zo 10-17u. www.groningermuseum.nl
|